Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Teruggedreven ziekten komen weer tevoorschijn

[‘Replanting diseases for future use’, The Path, oktober 1892, blz. 225-8]

De ziekten waarover ik het nu wil hebben, zijn die van het lichaam. Onze morele aard zal gezuiverd en veredeld worden, verruimd en versterkt, door aandacht te schenken aan de voorschriften van de heiligen en wijzen die door de eeuwen heen blijven spreken om ons te helpen. En ik breng dit onder de aandacht in verband met ‘mind cure’ en ‘metafysische genezing.’

In het artikel over ‘Genezing van ziekten’ vermeldde ik de werkelijke reden voor het bezwaar dat we hebben tegen de praktijken die in uitvoering van elkaar verschillen omdat de beoefenaars ervan theosofen, christenen of volgelingen van ‘mentale genezers’ zijn, namelijk dat men gebruikmaakte van methoden die in feite een nieuw soort palliatief introduceerden dat de ziekten naar onze innerlijke, verborgen levensgebieden terugdrijft, die ons anders via de natuurlijke uitweg, ons fysieke lichaam, zouden hebben verlaten.

Voor een behandeling van dit onderwerp moeten we kort aandacht besteden aan de hele natuur van de mens. Dit onderzoek is vroeger door veel grotere denkers dan ik uitgevoerd, en ik geef slechts door wat zij hebben ontdekt en waarvan ik zelf bevestiging heb gevonden. Mentale genezers en ‘spiritual scientists’ en anderen maken geen melding van het subtielere deel van onze natuur, behalve dat ze erkennen dat het denken een grote kracht bezit en dat ‘het spirituele lichaam zuiver en vrij van ziekte is’. Het denkvermogen zelf wordt door hen niet omschreven, terwijl ook niet wordt meegedeeld of het ‘spirituele lichaam’ op een of andere manier anatomisch kan worden omschreven. Maar bij theosofisch onderzoek wordt wel degelijk een soort anatomische opsomming gegeven van de delen van het innerlijke lichaam – het ‘spirituele lichaam’ van sommige van deze scholen – en bovendien van het ‘denkvermogen’ waarover ze het alle hebben.

Het denkvermogen is wat de hindoes manas noemen. Het is een deel van de onsterfelijke mens. Het ‘spirituele lichaam’ is niet onsterfelijk. Het is samengesteld uit het astrale lichaam met de hartstochten en verlangens. Manas bevat de bewerkende oorzaken van de omstandigheden waarin we verkeren, ons ingeboren karakter en de zaden die telkens weer ontkiemen als fysieke en ook als zuiver mentale kwalen. Het is de beweegkracht, die óf vrij is in zijn beweging, vrij indien manas dat wil, óf heen en weer wordt geslingerd door elk voorwerp en elke invloed en gekleurd door elk denkbeeld dat het toelaat. Van leven tot leven bewoont het lichaam na lichaam, terwijl het in elke incarnatie gebruikmaakt van nieuwe hersenen als instrument. Zoals Patañjali het eeuwen geleden uitdrukte, liggen in manas alle zaden opgeslagen die het vermogen in zich hebben om zich opnieuw voort te brengen en die slechts de tijd en omstandigheden afwachten om opnieuw te ontspruiten. Hier liggen de oorzaken van onze ziekten, die in feite een voortbrengsel zijn van gedachten, maar van gedachten die reeds lang hebben opgehouden te bestaan en nu veranderd zijn in oorzaken die buiten onze huidige gedachten liggen. Zoals tijgers die in de jungle aan de rand van een poel liggen, gereed om op het juiste moment toe te springen, komen ze tevoorschijn, soms vergezeld van tegenovergestelde werkingen die door andere oorzaken zijn teweeggebracht, en soms alleen.

Als deze zaden ontspruiten en hun krachten vrijkomen, vertonen ze zich als ziekten in het lichaam, waar ze uitwerken en zich uitputten. Als ze worden bestreden door de krachten die behoren tot het gebied van het denkvermogen, betekent dit dat ze worden teruggedreven naar hun schuilplaats, hun ontwikkeling wordt belemmerd en hun uitwerking en verplaatsing naar de grovere levensgebieden wordt verhinderd. Ze worden met kracht teruggedrongen, maar liggen nu opnieuw te wachten op hun natuurlijke uitwerking in een ander leven. Die natuurlijke uitwerking gebeurt door middel van een lichaam, of beter gezegd door middel van het laagste voertuig dat in een bepaalde evolutieperiode wordt gebruikt.

Dit is een groot wiel dat altijd ronddraait, en niemand kan het tegenhouden. Als we ons verbeelden dat we kunnen ontsnappen aan het gevolg van welke oorzaak ook die we in het leven hebben geroepen, betekent dit dat we denken dat wet en regelmaat het gemanifesteerde heelal hebben verlaten. Ze kunnen daarvan niet worden gescheiden. We moeten alles tot het laatste toe uitwerken. Vanaf het moment dat we een gedachte en dus een oorzaak ontwikkelen, moet ze haar gevolgen voortbrengen, die alle op hun beurt oorzaken van andere gevolgen worden en zich langs de grote stroom van evolutie omlaag bewegen om daarna weer op te rijzen. De veronderstelling dat we deze eb en vloed kunnen tegenhouden, is een enorme hersenschim. Vandaar dat de grote wijzen altijd hebben gezegd dat we de karmische gevolgen zich moeten laten ontrollen, maar intussen nieuwe en betere oorzaken in het leven moeten roepen, en dat zelfs de volmaakte wijze in zijn stoffelijk lichaam datgene moet verdragen wat er karmisch toe behoort.

Het is ook nodig dat men op de hoogte is van de innerlijke anatomische bouw. Het etherische lichaam heeft zijn eigen stromen – zenuwen, bij gebrek aan een beter woord – veranderingen en methoden van groei en werking, precies zoals het grofstoffelijke lichaam die heeft. Het is in feite het werkelijke lichaam, want het verandert zelden gedurende het leven, terwijl zijn fysieke tegenhanger elk ogenblik verandert, waarbij de atomen ervan komen en gaan en zich voegen naar het patroon of model dat door het etherische lichaam wordt verschaft.

De innerlijke stromen emaneren vanuit hun eigen centra en zijn voortdurend in beweging. Ze worden beïnvloed door gedachten en door de weerspiegeling van het lichaam bij zijn fysiologische veranderingen. Ze werken onophoudelijk op elkaar in. (Elk centrum van het innerlijke lichaam heeft zijn overeenkomstige centrum in het fysieke lichaam, dat het beïnvloedt en waardoor het op zijn beurt wordt beïnvloed.) Door middel van deze subtiele stromen – levenswinden genoemd als men het uit het Sanskriet letterlijk vertaalt – worden indrukken overgebracht op het denkvermogen, dat zich boven hen bevindt, en door deze stromen worden ook de verschijnselen van de seancekamers en de wonderen van de Indiase yogi teweeggebracht.

En zoals iemand zijn lichaam kan schaden door zonder kennis van zaken medicijnen te gebruiken of fysieke oefeningen te doen, evenzo kunnen de fijnere stromen en zenuwen van de innerlijke mens in de war worden gebracht indien iemand uit hoogmoed of onwetendheid probeert zich daarmee in te laten zonder daarin te zijn onderwezen.

De ziektekiemen bevinden zich hoofdzakelijk in het denkvermogen, en beginnen zich uit te werken door middel van de innerlijke stromen die de overeenkomstige trillingen naar het fysieke gebied overbrengen. Indien ze aan zichzelf worden overgelaten – afgezien van middelen om de pijn te verlichten of de ziekte kwijt te raken – verlaten ze het lichaam en verdwijnen in de grote smeltkroes van de natuur, en men is voor altijd van ze bevrijd. Daarom wordt gezegd dat pijn als een goede vriend moet worden beschouwd, die de werkelijke mens van een hoeveelheid zonde afhelpt.

Zodra er met de praktijken van de mentale genezer een begin is gemaakt, worden de verborgen innerlijke stromen krachtig aangegrepen, en indien die concentratie wordt volgehouden, worden de neerwaartse trillingen omhoog gericht en zodanig veranderd dat ze de oorzaak naar het denkvermogen terugbrengen, waar ze opnieuw wordt gezaaid met toevoeging van de puur egoïstische verlangens die tot deze praktijken hebben geleid. Het is onmogelijk de oorzaak te vernietigen; ze moet zich kunnen transformeren. En wanneer ze in het denkvermogen is teruggedreven, wacht ze daar tot zich in dit of in een volgend leven een nieuwe kans voordoet.

In sommige gevallen zijn het fysieke en het psychische gestel niet bestand tegen de druk, zodat de terugkeer van de neerwaartse trillingen soms zo krachtig en plotseling plaatsvindt dat dit krankzinnigheid tot gevolg heeft; in andere gevallen doen zich ziekten met hevige verschijnselen voor.

De hoge toon die sommige scholen van genezers aanslaan, heeft tot gevolg dat de oorzaak van de problemen dieper in haar schuilplaats terugzinkt, en bevordert waarschijnlijk de concentratie. Maar elke soort gedachte zou evengoed voldoen, indien men maar volhardt in de concentratie, want het resultaat wordt bereikt door concentratie en niet door filosofie. Het stelsel van bevestigen en ontkennen maakt concentratie gemakkelijker.

Want zodra de beoefenaar begint, wekt hij onmiddellijk bepaalde innerlijke krachten op, doordat hij zijn denken op één onderwerp blijft richten. De grootste barbaren doen hetzelfde. Ze verkondigen dit al heel lang om verschillende redenen, en hun idealen gaan niet verder dan voedsel en slaap, afgodsbeelden en bijgeloof.

Als men op die manier invloed uitoefent op iemand anders die dat toestaat, wordt de verandering van de innerlijke zenuwstromen teweeggebracht door sympathie, wat in deze gevallen op hetzelfde neerkomt als het verschijnsel dat in de natuurkunde bekendstaat als inductie. Wanneer er op iemand – of tegen iemand, zoals ik het noem – invloed wordt uitgeoefend, wordt het resultaat óf verkregen óf er wordt weerstand aan geboden. Indien het wordt verkregen, gebeurt dit door dezelfde inductie die zonder zijn medeweten tot stand wordt gebracht en omdat hij zwakker was dan degene die hem beïnvloedt.

Hierin schuilt het gevaar. De scholen van de hypnotiseurs leren op welke manier dit moet worden gedaan. De mentale genezers en ‘metafysici’ doen hetzelfde. Een zee van noodlottige mogelijkheden schuilt achter dit alles, want er bestaan al beoefenaars die met opzet op hun tegenstanders inwerken, en dag in dag uit ‘zitten’ om de inspanningen van andere mensen te verlammen. Het is als dynamiet in handen van een kind. Op een dag zal het ontploffen, en zij die het onderwezen zullen ervoor verantwoordelijk zijn, omdat men in plaats van het te onderwijzen ertegen had moeten waarschuwen. De wereld zou overweg kunnen met alle ziekten die er nu zijn, als ze maar aandacht wilde schenken aan hoge ethiek en altruïstische inspanningen. Want als de volkeren een paar eeuwen op de juiste manier leefden, zouden ze zich hebben gezuiverd en een morele kracht hebben opgebouwd, gebaseerd op de rotsen van ware filosofie, welwillendheid en liefde.

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 228-32

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag