Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Bevestigingen en ontkenningen

[‘Affirmations and denials’, The Path, maart 1892, blz. 386-9]

In het januarinummer van The Path begonnen we onderwerpen zoals ‘mind cure’ te bespreken. Sindsdien ontvingen we enkele brieven en spraken we met mensen die dachten dat het artikel onjuistheden bevat, of dat het een verkeerde opvatting weergeeft, of niet de gezichtspunten van alle scholen bevat. En als we dan de vraagstellers verwezen naar publicaties van ‘professoren’ van deze scholen, werd ons gezegd dat die de zaak niet juist voorstellen, enz. In dit artikel zullen we sommige uitspraken van deze professoren citeren zodat men ze zelf kan onderzoeken.

In het januari-nummer van het tijdschrift Christian Science, uitgegeven in Boston en kennelijk onder auspiciën van een college van de sekte, vindt men in het artikel ‘Mijn boodschap van genezing’ van Minna Peckham het volgende:

Ik verklaar nu dat alle pijn, ziekte of dood niets is – niets. Er is geen ziekte. Ik ontken dat er ooit ziekte was. Ik geloof niet in armoede; ik weet dat er geen armoede is; er was nooit armoede, er zal nooit armoede zijn. We hebben grote voorraden rijkdommen; iedere man, vrouw en kind is rijk. Ze hebben aan niets gebrek. Ik geloof niet in stormen. Ik weet dat er geen stormen zijn. Er waren nooit stormen, en ze zullen er nooit zijn. Ik ontken de werkelijkheid van stormen van nu af aan en voor altijd. Ik geloof niet in ongelukken. Ik weet dat er nooit ongelukken gebeurden en dat ze nooit zullen gebeuren.

En al deze onzin wordt met grote ernst verkondigd, gaat nog vele alinea’s door en eindigt als volgt: ‘Ik ben een boodschapper van Gods liefde en breng goed nieuws over de waarheid.’

Maar ons wordt door sommigen verteld dat dit ‘geen nauwkeurig beeld geeft’ en ‘niet representatief is’. De moeilijkheid is dat de verschillende ‘metafysici’ hetzelfde over elkaar zeggen, en wanneer ze door iets zoals het bovenstaande in een hoek worden gedreven, zeggen ze: ‘O, dat is niet de juiste leer.’ Maar een veel grotere moeilijkheid is dat de zojuist geciteerde onzin nu precies het resultaat van al die stelsels is, want ze bevatten alle een stelsel van bevestigingen en ontkenningen dat, indien het logisch wordt doorgevoerd, leidt tot precies datgene wat Mw. Peckham zegt. Ze is kennelijk niet bang om brutaalweg tot het einde vol te houden en zichzelf en alle andere zaken en wezens van dit gebied tot niets terug te brengen. Het is volkomen juist om nog verder te gaan dan haar ‘boodschap’ en de manier van redeneren als volgt door te voeren:

Er is niets; ik denk niet, ik dacht nooit en zal nooit denken, en de gedachten die ik zojuist heb geuit, bestaan niet; en daarom is alles wat ik heb gezegd niets, en alles wat ik heb ontkend is precies het tegenovergestelde.

Dit is heel logisch en juist, en brengt de hele zaak terug tot haar juiste proportie. Het hele stel bevestigingen en ontkenningen doet ons denken aan een passage uit de geschriften van de grote ziener Swedenborg, waar hij die zielen beschrijft die van alles en nog wat bevestigen en ontkennen, en die van elke bewering precies het tegenovergestelde maken van wat er gezegd is. We maken geen grappen, maar zijn in volle ernst en we doen een beroep op alle vormen van bewijsvoering en alle scholen van echte literatuur om ons standpunt te steunen. Natuurlijk zullen sommigen het niet met ons eens zijn, maar we laten de zaak graag over aan degenen die hebben geleerd wat logisch redeneren inhoudt. Er bestaan regels van de logica die we moeten volgen, totdat we een tijdperk hebben bereikt waarin al deze dingen voorbij zijn. We zijn ingegaan op de ‘Boodschap van genezing’, omdat deze publicatie zich tot theosofen richt en reclame maakt voor theosofische boeken.

Relativiteit

Zodra het absolute zich begint te manifesteren of, als u dat beter vindt, zodra de almachtige God dingen en wezens gaat scheppen, begint de relativiteit, en het denken van iedereen wordt in haar netten verstrikt en genoodzaakt de dingen relatief te beschouwen. En daarom moeten we ‘goed’ en ‘kwaad’ zeggen, en ook alle andere woorden gebruiken die deze relatieve dingen en ideeën aanduiden. Indien er geen stof was, zou er geen geest zijn, en evenzo, indien er geen kwaad was zou er geen goed zijn. Daarom is het onlogisch en tegen het gezonde verstand in om te zeggen dat er geen kwaad bestaat. De wens van de optimist, die de dingen niet wil zien zoals ze zijn, vormt de enige reden waarom mensen gaan beweren dat alles goed is of dat er geen kwaad bestaat. Alles is relatief, er is zowel kwaad als goed, zoals ook licht en duisternis bestaan. Want indien het ene niet bestond, zouden we het andere nooit leren kennen, omdat deze ideeën uit contrasten ontstaan.

In de zogenaamde metafysische kunsten of ‘wetenschappen’ wordt de relativiteit van dingen en denkbeelden voortdurend ontkend uit een verlangen alles goed op orde te hebben en precies zoals we het willen. Maar hoe kunnen deze optimisten weten dat ze gelijk hebben, als ze de relativiteit verwerpen, en hoe kan een van ons zeggen dat verdriet en armoede niet bestaan? Armoede is een feit – het feit van zonder bestaansmiddelen te zitten of zonder dingen die met geld kunnen worden gekocht, en dit blijft hetzelfde, of de algemene levensbehoeften van het land waar u woont nu groot of klein zijn. Het is in geen enkel opzicht een gevoelskwestie of door verbeelding veroorzaakt. Zo is armoede hier rijkdom voor de man in India, enz., maar er blijft toch steeds armoede in elk land, het doet er niet toe hoe relatief die armoede in een ander land zou zijn.

En dus is het in strijd met ieders ervaring om te zeggen dat er geen armoede bestaat, en ook in strijd met de logica. Maar het is niet verkeerd te zeggen dat de invloed ervan op uw denken kan variëren al naar de manier waarop u haar beschouwt; en u kunt dus arm zijn en tegelijkertijd tevreden. Hoewel u over spirituele of morele rijkdom beschikt, blijft de armoede niettemin een feit. Maar echte tevredenheid komt niet voort uit het verdraaien van de logica en van de feiten, maar uit een juiste kijk op dit heelal van relativiteit. En zo’n juiste kijk zal nooit worden verkregen door ontkenningen die niet kunnen worden volgehouden.

Veel van de bezwaren die tegen de opvattingen in het artikel van januari zijn gemaakt, treffen geen doel, omdat ze van de veronderstelling uitgaan dat de schrijver en volgens hen ook andere leden van de TS van mening zijn dat we moeten blijven denken dat we ziek zijn terwijl we dat niet zijn, en dat we ons ellendig voelen terwijl dit slechts komt door een ziekelijke toestand van ons denken. Dit is volstrekt niet ons standpunt. Een groot deel van onze ellende wordt veroorzaakt door ontevredenheid en egoïsme, en zal verdwijnen naarmate we tevreden worden en altruïstisch. Veel van onze lichamelijke klachten verdwijnen als we het denken weer normaal laten werken. Maar deze normale werking wordt niet verkregen door slechte logica en nog slechtere statistieken. Ze wordt verkregen door te erkennen dat ‘het denken zijn eigen wereld schept, en een hel kan maken van een hemel of een hemel van een hel’.1 Omdat we kunnen constateren dat de ene reeks omstandigheden iemand gelukkig maakt en de andere juist het tegenovergestelde, weten we dat veel afhangt van de manier waarop we naar onze omgeving kijken, maar dit is een oude gedachte die men al in de vroegste oudheid kende. Welk recht hebben de ‘metafysici’ om die aan zichzelf toe te schrijven? Alle goede artsen zeggen dat veel afhangt van het gemoed van de patiënt, maar daarmee wordt de behoefte aan goede artsen niet weggenomen; het betekent alleen dat de patiënten meer hun gezonde verstand moeten gebruiken.

1. John Milton, Paradise Lost, 1:254-5.

Stel dat er een volk bestond dat van geboorte tot dood deze dwaze bevestigingen en ontkenningen, die we hebben geciteerd, zijn ingeprent, en laten we ons dan proberen voor te stellen wat de uitwerking daarvan zou zijn op de volgende incarnatie van dat volk. Waarschijnlijk gelooft Mw. Peckham niet in reïncarnatie, maar als ze dit wel deed, zou ze misschien zeggen dat de uitwerking goed zou zijn. Maar zou dan aan alle armoede en stormen en aardbevingen een einde zijn gekomen? Heel onwaarschijnlijk, want we weten bijvoorbeeld niet welke gedachten de natuurlijke stuiptrekkingen van onze moeder aarde kunnen veroorzaken, en deze worden door onze ontkenningen niet beïnvloed. Zouden de tegenstellingen die in elke levenssfeer in feite de basis zijn van armoede, ophouden te bestaan? We denken van niet, tenzij alles door het merkwaardige proces dat in het geciteerde tijdschrift wordt beschreven, tot één levenloos niveau was teruggebracht. Maar we weten in ieder geval dat evolutie op alle gebieden de natuurwet is, en dat er geen levenloos niveau mogelijk is, en dat onder de wet van de evolutie deze tegenstellingen moeten bestaan, ongeacht hoe hoog we stijgen of hoe lang we ons in de grote stroom blijven voortbewegen. Indien deze ontkenningen en bevestigingen tot gevolg hebben dat we ons van de ene sfeer naar de andere verplaatsen, dan zouden de ontkenners en bevestigers daar toch opnieuw het eentonige proces moeten doormaken en zich in een zee van denkbeeldige gedachten moeten dompelen die elke logica missen en uitsluitend optimistisch zijn. Indien dit beeld juist is, is het dan verstandig met het stelsel door te gaan of er in welk opzicht ook morele steun aan te geven?

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 187-91

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag