Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Het materialiseren van ‘geesten’

Enig bewijsmateriaal uit het spiritisme

[‘About “spirit” materializations’, The Path, juli 1891, blz. 109-13]

Een onderzoek van de verslagen van de laatste 40 jaar van wat bekendstaat als de spiritistische beweging, laat een vreemde toestand zien; het laat zien dat die ongeorganiseerde groep mensen blind is voor de juiste en logische conclusies die getrokken kunnen worden uit de enorme hoeveelheid feiten waarover ze beschikken. Ze worden volledig meegesleept door de genoegens van het zoeken naar wonderen en het jagen op geesten en wel in die mate dat ze bijna allemaal alleen verlangen en zoeken naar wat ze graag de geesten van de overledenen noemen. In een eerder artikel in dit tijdschrift werd dit het ‘aanbidden van de doden’ genoemd, en dat is precies wat het is.

Het betreft niet de aanbidding van hen die gestorven zijn, zoals de hindoes en andere oosterse volkeren doen in hun ceremoniën voor de zielen van de voorouders, maar het betreft het najagen van wat in praktisch alle opzichten werkelijk dood is – in feite lijken. Deze mensen staan aan de rand van het graf en roepen de overledenen aan, die nog steeds leven in andere toestanden en niet terugkeren; en in antwoord op de oproep worden de zoekers beloond door spoken, demonen, vampiers, verstandeloze zwevende gedaanten, nutteloze beelden en weerspiegelingen van menselijke gedachten en handelingen waar het reusachtige reservoir van het astrale licht vol van is. Dit is het enige wat ze aanbidden. Het is het najagen van dode beelden, die geen verstand en geweten hebben, alleen door kracht worden voortbewogen en uitsluitend worden aangetrokken door onze passies en verlangens, die ze een zwakke en vluchtige vitaliteit geven.

En toch zijn er vanaf de vroegste tijden tot aan de dag van vandaag tegen zulke praktijken krachtige en duidelijke waarschuwingen gegeven. Het werd vroeger het oproepen van de doden genoemd, dat in zowel de Bijbel van de christenen als de heidense mysteriën is verboden.

Mozes, die door de Egyptenaren werd opgevoed, maande zijn volk om deze dingen niet na te streven, en de hindoes, die werden gewaarschuwd door eeuwen van ellende, spraken zich al langgeleden ertegen uit, zodat deze zogenaamde ‘geesten’ tegenwoordig bij hen bekend zijn als duivels. De literatuur van de Theosophical Society staat vol met deze waarschuwingen, vanaf het eerste boek dat door H.P. Blavatsky werd uitgegeven tot aan het huidige artikel. Maar de spiritisten en hun leiders, als ze die al hebben, ontkennen niet alleen hardnekkig de ervaringen uit het verleden maar ook de waarschuwingen die nu en dan worden gegeven door hun eigen ‘geesten’. Want, zoals theosofen heel goed weten, staan mediums door hun passiviteit open voor elke denkbare invloed waarmee ze te maken krijgen, en maken vaak informatie bekend die levende mensen over deze onderwerpen bezitten.

Vele keren zijn geleerde levende occultisten de wereld van mediums binnengegaan en hebben hen gedwongen de waarheid te vertellen, die soms is vastgelegd en bewaard zodat die later nog kan worden onderzocht als die wordt teruggevonden in de berg van hun geschiedenis zoals die in hun tijdschriften is gepubliceerd. Naar een deel daarvan wil ik verwijzen, want geen spiritist kan met goed fatsoen zeggen dat het bewijs dat door hun eigen mediums wordt gegeven en zogenaamd van het ‘land van de geesten’ komt, niet betrouwbaar is. Indien ze enig getuigenis van mediums van wie niet is aangetoond dat het oplichters zijn, verwerpen, dan moeten ze alles verwerpen. Er is genoeg bekendgemaakt door hen die zeggen dat ze door geesten worden beheerst om de zaak van de theosofen hard te maken, of, om tenminste de beweringen van de spiritisten over het zomerland en de terugkeer van geesten in twijfel te trekken.

Vanaf 13 oktober 1887 publiceerde de Religio-Philosophical Journal een reeks interviews met een medium in Chicago waarin door een verslaggever van die krant vragen werden gesteld aan de geest van een overledene. De naam van deze ‘geest’ was Jim Nolan, en het medium was mw. M.J. Hollis-Billing. Ze was van een onbesproken reputatie, en ze is nooit beschuldigd van leugens of bedrog. Het adres waar de interviews werden gehouden was 24 Ogden Avenue.

De eerste vraag was of Nolan het proces van het materialiseren van geesten begreep. Vanuit de ‘geestenwereld’ antwoordde hij bevestigend en zei daarover in essentie het volgende:

De elektrisch geladen deeltjes in een donkere kamer verkeren in een toestand van rust; ze worden door ons verzameld en op elkaar gestapeld totdat we een elektrische vorm hebben gecreëerd (nog steeds onzichtbaar). We onttrekken dan magnetisme aan het medium of de aanwezigen in de kring en bekleden daarmee deze elektrische vorm. Daarna gebruikt de ‘geest’ die vorm en gaat deze binnen.

Vanuit het gezichtspunt van de geesten bewijst dit natuurlijk dat geen enkele gematerialiseerde vorm de vorm van welke geest dan ook is, want we kunnen er zeker van zijn dat elektrisch geladen en magnetische deeltjes niet geestelijk zijn. Nolan vervolgt zijn betoog:

Een andere manier gaat zo: We verzamelen de deeltjes die ik eerder heb genoemd, en terwijl we het astrale licht ingaan, projecteren we het gezicht van een of andere geest daarop. Dan wordt het weerspiegelde beeld van een geest zichtbaar. Of we verzamelen deze deeltjes op een vel papier of een plat oppervlak, nemen scheikundige stoffen uit de atmosfeer om ze daarmee te bekleden, en projecteren (op verzoek van een van de aanwezigen) op dit oppervlak een gezicht, en dan ziet u de gelaatstrekken van de overledene of van een ander persoon.

Onvermijdelijk volgt hieruit dat er geen werkelijk gezicht van een geest wordt gezien, en omdat de beelden uit het astrale licht worden gehaald is de hele voorstelling vol misleiding. Op verzoek van de aanwezige vindt de ‘geest’ die actief is, in het astrale licht elk gewenst gezicht en volgt dan de procedure om het te weerspiegelen op een geprepareerd oppervlak. Dit alles wat door Jim Nolan is gezegd is erg wetenschappelijk, veel wetenschappelijker dan de grote hoeveelheid onzin die gewoonlijk van ‘geesten’ wordt vernomen, en toch is het onopgemerkt gebleven omdat het de doodsteek vanuit het eigen kamp betekent voor de claims van de spiritisten dat de doden terugkeren of dat geesten zich kunnen materialiseren. Hierdoor krijgt men het vreselijke vermoeden dat ze niet weten, nooit kunnen weten, wie of wat er spreekt en zich vertoont op hun seances en schuilgaat achter de vormen die de materialisaties van geesten zouden zijn. Dit opent onmiddellijk de deur naar de mogelijkheid dat de theorie van de theosofen juist is, dat deze geesten alleen maar lege omhulsels van overleden mensen zijn en dat er niets van hen kan worden vernomen behalve wat op aarde kan worden gevonden en in de aardse levens en gedachten van levende mensen. Maar de tweede vraag ging over de identiteit van ‘geesten’ onder de vele gematerialiseerde vormen, en het antwoord was:

Het komt bij materialisaties zelden voor dat meer dan twee of drie vormen worden gebruikt voor het totale aantal sprekende geesten. Wat voor zin heeft het om huis na huis te bouwen voor iedereen die daarin voor een bepaald doel maar kort zijn intrek wil nemen?

Wat voor zin heeft het als het niet was om te bewijzen dat geesten werkelijk terugkomen op de manier zoals dat volgens de spiritisten gebeurt? Maar wat hij zegt ondermijnt de identiteit van elke materialisatie. Als twee vormen door vijf of meer geesten zijn gebruikt om zich te tonen, volgt daaruit natuurlijk dat geen van hen zich echt heeft laten zien, maar dat een of andere kracht of intelligentie buiten de kring of binnenin het medium heeft gesproken omdat deze toegang heeft tot het astrale licht waar alle afbeeldingen en alle vormen voor eeuwig liggen opgeslagen.

Verder zegt Nolan:

De gematerialiseerde vorm die zichtbaar wordt gemaakt, heeft nooit tot het fysieke deel van die geest behoord. Deze vorm bestaat uit scheikundige, elektrisch geladen en magnetische deeltjes of elementen uit de atmosfeer.

Tijdens de seance op 27 oktober van datzelfde jaar zei hij:

Het astrale licht waarover de mensen in de oudheid spraken is wat we magnetisch licht noemen. Alle daden tijdens het leven worden in het astrale licht van elk individu gefotografeerd; het astrale licht slaat alle bijzonderheden op die u van dag tot dag overkomen.

En op 12 januari zegt dezelfde ‘geest’ in antwoord op de zesde vraag:

We verzamelen deze elektrisch geladen deeltjes en vormen daarmee als het ware een huis dat we binnengaan; ze zijn evenmin een deel van de geest als de stoel waarop u zit.

Niets kan duidelijker zijn dan dit. Door de woorden van de ‘geest’ die nog nooit ervan is beschuldigd niet de waarheid te spreken wordt aangetoond dat het astrale licht bestaat, dat het alle beelden van onze handelingen en van onszelf bevat en dat deze beelden vanuit die andere kant worden weerspiegeld naar deze kant, en dat ze door de geestenjager ten onrechte worden opgevat als de gezichten, lichamen, handelingen en woorden van hen die zijn vertrokken op hun grote reis. Zoals we altijd al hebben beweerd, bewijzen al deze seances en deze materialisaties alleen het bestaan, de krachten en de werkingen van het astrale licht. Omdat de bezoekers van seances niet achter de schermen komen, kunnen ze niet zeggen wie of wat de vertoonde verschijnselen veroorzaakt. Het zou een goede geest of een duivel kunnen zijn – en laatstgenoemde is meer waarschijnlijk. En daarom heeft de grote rooms-katholieke kerk altijd erop aangedrongen dat haar leden deze ‘geesten’ niet moeten najagen, omdat zij ze als duivels beschouwt en beweert dat de gevallen engelen verantwoordelijk zijn voor al deze vermogens en krachten.

Het komt zelden voor, misschien minder dan een keer in een eeuw van materialisaties, dat een geest zoals die met de naam Jim Nolan zo dom zou zijn om juiste informatie bekend te maken, zoals hij in de besproken zittingen heeft gedaan, want het is de aard en de gewoonte van de elementalen die tijdens de meeste van deze seances actief zijn om te misleiden en te blijven misleiden. Om een stap verder te gaan zeg ik dat het in het geval van Jim Nolan geen ‘geest’ van een dode man was en geen elementaal die sprak en handelde, maar de geest, ziel en intelligentie van een levende man die ervoor koos om die naam Nolan te gebruiken, die evengoed is als elke andere naam, om ervoor te zorgen dat het bewijs zou worden vastgelegd ten bate van de spiritisten in hun eigen kamp en voor hun eigen bijzondere onderzoek naar de waarheid van de zaak, als tegenwicht tegen al het materiaal dat door de elementalen werd verzameld uit het brein en de verwarde gedachten van zowel mediums als bezoekers. Dit bewijsmateriaal kan niet worden uitgewist, hoewel het tot dusver onopgemerkt blijft. Het moet standhouden met al het andere. Maar terwijl de rest zal verdwijnen omdat het niet overeenstemt met wat het verstand zegt, zal dit blijven bestaan omdat het een deel van de waarheid bevat.

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 151-5

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag