Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

De cyclus waarvan het einde nadert

[‘The closing cycle’, The Irish Theosophist, 15 januari 1895, blz. 54-6]

In het novembernummer verwijst Sinnett naar de ‘cyclus waaraan een einde komt’, en waarschuwt de leden terecht niet zo dwaas (deze term is echter van mij) te zijn te denken dat we na 1897 ‘te maken krijgen met een of andere mysterieuze vernietiger’.

Wie deed die concrete mededeling dat 1897 het einde van een cyclus zou markeren, waarbij er iets zou gebeuren? Dat was H.P. Blavatsky. Er bestaat geen enkele twijfel over dat ze dit heeft gezegd, en evenmin over het feit dat ze het aan verschillende mensen volledig heeft uitgelegd. Ook is er geen twijfel aan dat ze heeft gezegd, zoals sinds het jaar 1875 al zo vaak is herhaald, dat 1897 getuige zou zijn van het sluiten van een deur. Welke deur? En waartoe geeft deze toegang? Waaraan kwam of komt een einde? Zal er een einde aan het bestaan van de TS komen en zal ze al haar boeken sluiten?

Niets is duidelijker dan dat H.P. Blavatsky op rechtstreeks gezag van de meesters heeft gezegd dat in de laatste 25 jaar van elke eeuw door de Loge en haar werkers in het Westen een inspanning wordt gedaan, en dat deze wat betreft de rechtstreekse en openbare vorm en invloed na het 25ste jaar ophoudt. Zij die haar geloven zullen geloof aan deze woorden hechten; zij die denken dat ze meer ervan weten dan zij zullen andere ideeën bedenken die hun meer aanstaan.

Ze verklaarde, zoals al degenen (en dat zijn er velen) die door dezelfde meesters zijn onderwezen, dat indien de openbare inspanning langer dan deze periode zou voortduren, er een reactie zou optreden die sterk lijkt op indigestie. We moeten ons tijd gunnen voor assimilatie, want anders zal ‘de donkere schaduw die op alles volgt wat nieuw is’ de menselijke ziel doden. Het grote publiek moet tijd en ook materiaal hebben. Tijd is er altijd. Het studiemateriaal verschaften de meesters in het werk dat door HPB is verricht met haar boeken, en wat daaruit is voortgekomen. Zij heeft gezegd, de meesters hebben gezegd, en ik verklaar nog eens ten behoeve van degenen die enig vertrouwen in mij stellen dat de meesters me hebben gezegd, dat ze haar bij het schrijven van De geheime leer hebben geholpen, zodat er voor de komende 75 jaar en langer materiaal zou zijn om mee te werken, en het boek en de theorieën die erin staan de komende jaren overal zouden worden bestudeerd. Het gegeven materiaal moet dan grondig worden doorgenomen en voor het welzijn van allen worden geassimileerd. We krijgen dus niet te maken met een vernietiger. De TS als geheel zal niet de onophoudelijke zorg van de meesters in elk deel blijven voelen, maar moet volwassen worden met wat ze bezit, bijgestaan door die weinigen die zijn ‘uitverkoren’. H.P. Blavatsky heeft er in de Conclusie van De sleutel tot de theosofie duidelijk op gewezen dat het de bedoeling is de TS levend te houden als een actieve, vrije, onsektarische organisatie gedurende de periode van wachten op de volgende grote boodschapper die ongetwijfeld zijzelf zal zijn. Daardoor zal een goed instrument worden verschaft om het werk op grotere schaal te hervatten, en zonder de vreselijke tegenwerking die zij van buitenaf en binnenuit ondervond toen ze deze keer begon. En gedurende deze hele periode van wachten zal de meester, ‘die grote ingewijde die, alleen door zijn wil, de hele beweging in stand houdt’, zijn machtige hand wijd uitgespreid houden achter de Society.

Tot 1897 staat de deur open voor iedereen die de moed, de morele kracht en het doorzettingsvermogen heeft om te proberen, zodat hij binnen kan treden en zich in verbinding kan stellen met de Loge – een verbinding die helemaal niet zal worden verbroken wanneer de cyclus eindigt. Maar op het aangewezen uur zal de deur zich sluiten, en al uw smeekbeden zullen haar niet voor u openen. Voor hen die de verbinding tot stand hebben gebracht, zal hun eigen deur open zijn, maar de deur die toegang verschafte aan het grote publiek, zal gesloten zijn. Dit is het juiste verband waarin men de mededeling van H.P. Blavatsky en de meester over de ‘vernietiger’ moet zien. Het lijkt heel gemakkelijk te begrijpen.

‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’, omdat ze hun kansen niet hebben benut. Degenen die niet werden uitverkoren zijn zij die alleen voor zichzelf hebben gewerkt, zij die kennis hebben gezocht voor zichzelf zonder zich om de rest te bekommeren, zij die de tijd, het geld en de geschiktheid hadden om goede diensten te bewijzen aan de zaak van de meesters – waarvan reeds langgeleden was bepaald dat ze zou bestaan uit werk voor de mensheid en niet voor persoonlijk welzijn – maar deze niet hiervoor hebben aangewend. En tot degenen die niet opgemerkt en uitverkoren zijn behoren helaas ook enkelen die een groot gedeelte van de weg hebben afgelegd maar te lang bleven stilstaan om te zoeken naar de tekortkomingen en fouten die een medepelgrim volgens hen zeker moest hebben, en als gevolg hiervan verwijderden ze zich steeds verder van het doel en trokken muren achter zich op. Ze werden geroepen en bijna uitverkoren; de eerste flauwe indrukken van hun namen begonnen in het boek van deze eeuw zichtbaar te worden. Maar terwijl ze achteruitgingen, en in feite dachten dat ze de deur waren gepasseerd, vervaagden deze indrukken en sprongen andere namen in het oog. Dit waren de namen van bescheiden mensen die hier en daar hun werk deden, en die door deze trotse aristocraten van het occultisme niet de minste aandacht waardig werden geacht.

Volgens mij staat er een drukfout of een echte fout in Sinnetts artikel op blz. 26 [het nummer van 15 november 1884] als hij zegt: ‘zal kennis algemeen worden verspreid onder de ontwikkelde klassen’. De cursivering is van mij. Er kan geen grotere fout worden gemaakt. De ontwikkelde klassen zijn als geheel van geen enkele waarde voor de meesterbouwers van de Loge. Ze zijn goed op de positie die ze innemen, maar ze vertegenwoordigen de ‘gevestigde orde’ en het toppunt van egoïsme. Vervang de ontwikkelde klassen door het grote publiek, en u komt dichter bij de waarheid. Niet de ontwikkelde klassen maar de onwetende massa heeft het geloof in het occulte en het paranormale levend gehouden dat nu opnieuw is opgevlamd. Als we hadden vertrouwd op de ontwikkelde klassen dan zouden de laatste vonken reeds langgeleden zijn uitgedoofd. We kunnen de ontwikkelde klassen erbij slepen, maar hun belangstelling zal gering zijn en ze zullen weinig enthousiasme vertonen.

We staan al aan de dageraad van een nieuw tijdperk. Dit is het tijdperk van het westerse occultisme en van een speciale en ondubbelzinnige bespreking en uiteenzetting van tot nu toe in het algemeen beschouwde theorieën. We moeten handelen zoals Boeddha zijn leerlingen opdroeg: we moeten alle grote dingen die we hebben geleerd verkondigen, verbreiden, uitleggen, illustreren en in detail verklaren. Dat is ons werk, en niet het voor de dag komen met verrassende staaltjes van helderziendheid en andere astrale zaken, noch het verbijsteren van de wetenschap door ontdekkingen die voor wetenschappers onmogelijk zijn, maar gemakkelijk voor een occultist. Het plan van de meester is niet gewijzigd. Hij heeft het langgeleden bekendgemaakt. Het houdt in: het verbeteren van de wereld in het algemeen, het gereedmaken van een geschikte bodem voor de groei van de vermogens van de ziel, die gevaarlijk zijn als ze, zoals in onze huidige tijd, opgroeien in een bodem doortrokken van egoïsme. Het is niet de Zwarte Loge die de paranormale ontwikkeling probeert af te remmen, maar de Witte Loge. De Zwarte Loge zou graag alle paranormale vermogens nu tot volle bloei zien komen, omdat deze in onze slechte, lage, huichelachtige en op geld beluste mensen, de mensheid snel te gronde zouden richten. Dit denkbeeld vindt u misschien vreemd, maar voor hen die mij op mijn woord willen geloven zeg ik: ‘Dit zijn de woorden van de meester.’


Theosofische inzichten, blz. 516-19

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag