Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Het schrijven van De geheime leer

Kirby Van Mater

De geschriften van H.P. Blavatsky en de toenemende mate waarin het werk van de Theosophical Society door haar aanhangers wordt begrepen, kunnen niet los van elkaar worden gezien. Toen de eerste leringen van de oude wijsheid – die in HPB’s eerste grote werk, Isis ontsluierd, slechts in grote lijnen waren geschetst – waren geassimileerd, ontstond de natuurlijke vraag naar een vollediger uiteenzetting van de filosofie. Ook de doelstellingen en beginselen van de Society, die van tijd tot tijd waren geformuleerd, werden duidelijker omschreven en meer gericht op het werk van de Society zoals zij die verantwoordelijk waren voor haar ontstaan dat voor ogen stond. De ware stichters van de TS waren HPB’s leraren en een groot deel van de stof voor Isis ontsluierd en De geheime leer werd door hen aangereikt.

In de zomer van 1875 werd een begin gemaakt met Isis ontsluierd, enkele maanden vóór de vorming van de TS, al wist HPB in die tijd niet wat de groeiende stapel manuscripten zou worden. Later, in september, noteerde H.S. Olcott: ‘Ze schreef me dat het een boek moest worden over de geschiedenis en de filosofie van de oosterse scholen en hun relatie tot die uit onze tijd.’1

Midden december 1878, een jaar na publicatie van Isis, vertrok H.P. Blavatsky vergezeld door kolonel Olcott uit New York naar India, waar zij gedurende zes jaar haar werk voortzette. Al snel maakten ze kennis met A.P. Sinnett, redacteur van de Engels-Indiase krant, The Pioneer. De daaropvolgende correspondentie met HPB’s leraren – twee oosterse adepten bekend als M en KH – had grote invloed op hem. Als direct gevolg van de inspiratie en het onderricht dat hij had ontvangen, en ook door bepaalde paranormale verschijnselen waarvan hij persoonlijk getuige was, publiceerde Sinnett in 1881 The Occult World en twee jaar later Esoteric Buddhism, twee belangrijke boeken die in verschillende delen van de wereld grote beroering zouden teweegbrengen. Maar in enkele gevallen was Sinnetts interpretatie van de leringen onjuist. Hij had er ook moeite mee te begrijpen waarom er ogenschijnlijke verschillen waren in de filosofische weergave van de theosofie door zijn adept-correspondenten en door HPB in Isis. Hij begreep niet dat aan HPB grenzen waren gesteld over hoeveel van de oude wijsheid ze in Isis mocht bekendmaken. Dat was in 1877 toen de leden weinig begrepen van het belang van de theosofie. In de volgende vijf of zes jaar was de tijd aangebroken om meer van de esoterische filosofie te onthullen en een terminologie te bedenken die geschikt was voor het westerse denken. In 1882 schreef KH aan Sinnett:

Het boek zou eigenlijk moeten worden herschreven ter wille van de familie-eer. . . .

Ziet u niet dat alles wat u in Isis vindt, vluchtig geschetst en nauwelijks afgebakend is – en dat niets voltooid of volledig onthuld is? Wel, de tijd daarvoor is aangebroken, maar waar zijn de werkers voor zo’n enorme taak?
De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, brief 20c, blz. 141-2

Niettemin verschenen met ingang van het januarinummer 1884 van het Journal2 maandelijkse advertenties waarin De geheime leer werd beschreven als een nieuwe versie van Isis ontsluierd. Die zomer begonnen twee studenten in Engeland3 met het schrijven van Man: Fragments of Forgotten History. Zelfs vóór deze uiteenzetting van de theosofische filosofie werd gepubliceerd, bleek dat ze niet voldeed. Op 9 januari 1885 werd HPB het ‘plan’ voorgelegd voor het grote werk, De geheime leer. Olcott schrijft:

De volgende avond – zo staat in mijn Dagboek – ‘kreeg HPB van haar leraar het plan voor haar Geheime leer, en het is uitstekend. Oakley en ik hebben gisteren gepeild wat we ermee [HPB’s aantekeningen en papieren voor de herziening van Isis] kunnen doen, maar dit is veel beter’. Intussen was het verzamelen van materiaal voor het boek allang aan de gang. Het zal voor sommigen nieuw zijn dat dit oorspronkelijk niet als een nieuw boek was bedoeld, maar alleen als een nieuwe bewerking en uitbreiding van Isis ontsluierd, met wijlen T. Subba Row, BA, BL, als mederedacteur van HPB. Zoals aanvankelijk in de Theosophist was aangekondigd, zou het in maandelijkse afleveringen van elk 77 bladzijden worden uitgegeven, en uit ongeveer twintig delen bestaan. Dit nieuwe plan dat haar door haar leraar was gegeven, veranderde dit schema, en de geleidelijke opbouw van het huidige grootse werk was het resultaat.4 ODL 3:199-200

Het jaar daarvoor, in februari 1884, waren HPB, Olcott en vier medetheosofen vanuit Bombay vertrokken naar Europa. Tijdens hun afwezigheid werd een zorgvuldig opgezette aanval ingezet tegen HPB en indirect tegen de Theosophical Society door Alexis en Emma Coulomb (die aan het hoofdkwartier in Adyar onderdak hadden gekregen) en door de redacteuren van het Christian College Magazine in Madras. HPB werd ervan beschuldigd dat de brieven van haar leraren door haar gemaakte vervalsingen waren, en dat ze bij het produceren van verschijnselen bedrog had gepleegd. Deze aanval had onmiddellijk een wereldwijde publiciteit tot gevolg, en deed Olcott en Blavatsky tegen het einde van het jaar terugkeren naar India. In die tijd stuurde de Society for Psychical Research een jongeman naar India, Richard Hodgson genaamd, om de zaak te onderzoeken en daarover een rapport uit te brengen.

In hun poging niet nog meer publiciteit te veroorzaken en de namen van de mahatma’s niet in de openbaarheid te brengen, lieten Olcott en de Raad van de TS in Adyar na om HPB te verdedigen, en door hun stilzwijgen wekten ze bijna de indruk haar schuld toe te geven. HPB protesteerde hevig; de eer van de Society en van haar leraren stond op het spel. Zij had er een rechtszaak van willen maken om haar leraren en het werk dat haar was opgedragen te verdedigen. Maar Olcott dreigde HPB met zijn ontslag als ze zich niet hield aan het besluit van het ‘Special Judicial Committee’.5 Haar gezondheid die toch al slecht was begaf het ten slotte. Op 21 maart diende ze haar ontslag in als ‘Corresponding Secretary’ en op de 31ste verliet ze India op doktersadvies, in de hoop voldoende te herstellen om haar Geheime leer af te maken. Toen ze aan boord van het stoomschip ging, vroeg Subba Row HPB door te gaan met schrijven en hem elke week via Olcott te sturen wat ze had geschreven, omdat hij dan ‘notities zou maken en commentaar zou geven’.6

Zelfs op open zee ontving ze ‘bladzijden manuscript die betrekking hadden op De geheime leer’.7 Ze bleef ongeveer drie maanden in Italië, in Torre del Greco en in Rome, en later in Zwitserland, om zich ten slotte begin augustus in Würzburg, Duitsland, te vestigen. Op 28 oktober 1885 schreef HPB aan Olcott dat ze ‘nu niet veel tijd had . . . maar over ongeveer twee maanden zal ik je de eerste zes gedeelten sturen’ (ODL 3:317).

Maar er werd niet echt gewerkt vóór december toen gravin Wachtmeister kwam om HPB gezelschap te houden en te helpen. Nu ze was verlost van de voortdurende onderbrekingen waardoor ze voordien werd geplaagd, kon HPB dagelijks urenlang een schrijfschema aanhouden. In de maanden die volgden kon de gravin haar maar drie keer overhalen het appartement te verlaten.

Maar december was nauwelijks voorbij toen HPB het Verslag van de Society for Psychical Research ontving, dat was gebaseerd op het onderzoek van Hodgson in India. Dit verslag was even onrechtvaardig tegenover haar als de vroegere aanval door de Coulombs en het Christian College Magazine.8 Het is moeilijk ons voor te stellen welke uitwerking dit verslag op HPB heeft gehad. Gravin Wachtmeister vertelt:

‘Dit’, riep ze uit, ‘is het karma van de Theosophical Society, en het treft mij. Ik ben de zondebok. Ik moet alle zonden van de Society op me nemen; en wie zal er naar me luisteren of De geheime leer lezen nu ik ben bestempeld als de grootste bedriegster van de eeuw en bovendien als een Russische spion?’
– Wachtmeister, Reminiscences, blz. 26

Op 6 januari 1886 schreef HPB aan Olcott dat De geheime leer haarzelf en haar leraren zou rehabiliteren.

Want De geheime leer is geheel nieuw. Er staan nog geen 20 bladzijden in die gedeeltelijk uit Isis zijn geciteerd. . . . In vier delen – archaïsche, oude, middeleeuwse en moderne perioden. Elk deel 12 hoofdstukken, met aanhangsels en een verklarende woordenlijst aan het eind. De gravin is hier, en ze ziet dat ik bijna geen boeken heb. Meester en Kashmiri9 dicteren beurtelings. Zij kopieert alles. – Theosophist, aug. 1931, blz. 667

HPB bleef van augustus 1885 tot mei 1886 in Würzburg. Eind april besloot ze de zomermaanden in Oostende, België, door te brengen bij haar zuster en haar nicht. Maar onderweg haalden Gustav en Mary Gebhard haar over hen thuis in Elberfeld, Duitsland, te bezoeken, en terwijl HPB daar was bezeerde ze haar been. Pas in juli vestigde ze zich in Oostende waar de gravin haar al snel kwam helpen, en opnieuw werd het schrijven van de GL zonder onderbreking voortgezet.

’s Avonds, na haar dagelijks werk, had HPB er niets op tegen om aan bezoekers voor te lezen wat ze had geschreven als ze het gevoel had dat ze er belangstelling voor hadden. Ze gaf ook gedeelten van het manuscript aan verschillende mensen te lezen. Acht bladzijden werden aan Sinnett gezonden zodat hij en ook Sir William Crookes, de beste scheikundige van zijn tijd in Engeland en ook theosoof, ze konden lezen. Bij een aantal gelegenheden werden manuscripten naar Adyar gezonden, zowel vanuit Würzburg als Oostende. Eens stuurde HPB een groot gedeelte aan Olcott, met de waarschuwing aan hem en Subba Row het niet zoek te maken.

Maar doe ermee wat je wilt, . . . en als je iets eraan wilt toevoegen, schrijf dit dan op een vel papier en hecht die aan de bladzijde waaraan je het toevoegt. Bedenk wel, dit is mijn laatste grote werk. Als het verloren raakt, zou ik het niet kunnen herschrijven, al zou ik er mijn leven of, wat belangrijker is, dat van de Society mee kunnen redden. – Theosophist, maart 1925, blz. 790

In Old Diary Leaves (3:385) schrijft Olcott dat het GL-manuscript van deel 1 in december 1886 aankwam, maar dat Subba Row er niet aan wilde meewerken zoals oorspronkelijk was afgesproken, omdat er, zoals hij zei, zoveel fouten in stonden dat hij het zou moeten herschrijven. HPB was erg ontdaan; ze nam het materiaal nog eens zorgvuldig door en bracht veel correcties aan.

Eerder, op 21 oktober, schreef ze aan Olcott dat ze in de lente naar Londen zou gaan, omdat het Museum over boeken beschikte om haar tekst te controleren en ook omdat ze daar onder de leden proeflezers zou vinden. Later, toen Subba Row botweg weigerde het materiaal te bekijken, vroeg HPB wat ze nu moest doen zonder zijn hulp voor het tweede deel, ‘waarin ik een aantal Sanskrietwoorden en -zinnen heb, en de esoterische betekenis van een aantal exoterische hindoe-allegorieën uit hun kosmogonie en theogonie . . .’

Antwoord alsjeblieft onmiddellijk. Bijna alles is gegeven door de ‘oude heer’ en meester, en er staan inderdaad schitterende dingen in, zeg ik je. Maar iemand moet het Sanskriet nakijken en de correcties van de exoterische vertalingen.Op.cit., blz. 787

In die tijd was in Engeland een aantal leden van Sinnetts London Lodge niet tevreden over de bestaande situatie. Ze hadden het gevoel dat er een nieuwe impuls nodig was voor het openbare werk,10 en besloten HPB ieder afzonderlijk over het probleem te schrijven. Ieder kreeg een lange brief terug waarin ze onder andere verklaarde dat het voor haar van groot belang was De geheime leer af te maken vóór ze aan andere activiteiten kon beginnen. Toch ging Bertram Keightley begin 1887 naar Oostende om HPB te bezoeken, die hem vroeg ‘gedeelten van de manuscripten door te nemen’. Ze stemde ermee in eind april naar Londen te komen, mits er voor onderdak en andere zaken zou worden gezorgd. Kort daarna ging dr. Archibald Keightley11 naar Oostende om een bezoek te brengen aan HPB, die ook aan hem een gedeelte van de GL gaf om te lezen. Maar nauwelijks was hij in Engeland terug of er kwam bericht dat HPB ernstig ziek was. Deze keer dachten haar arts en vrienden dat ze beslist zou sterven, maar net als in India in februari 1885, herstelde ze weer op wonderbaarlijke wijze. Bijna onmiddellijk daarna kondigde ze aan dat de volgende fase van haar werk in Engeland zou plaatsvinden, zowel wat betreft De geheime leer als de Theosophical Society. Toen de Keightley’s dat hoorden, gingen ze in de laatste weken van april naar Oostende om de verhuizing voor te bereiden. Ze zou gaan wonen in het kleine huis van mw. Mabel Cook (Mabel Collins), Maycot, Upper Norwood, Londen.

HPB beschrijft haar verhuizing op een kaart aan William Q. Judge:12

Maycot, Crownhill, Upper Norwood, Londen C.S., 7 mei.

‘O, uw profetische ziel!’ Wist je niet dat de oude HPB 17 dagen lang tussen leven & dood zweefde; onweerstaanbaar aangetrokken door de charme aan gene zijde van laatstgenoemde & aan haar jaspanden vastgehouden door de gravin & enkele Londense loges? Goede intuïtieve vriend. Hoe dan ook, opnieuw gered, & weer met mijn klassieke neus in de modder van het leven blijven steken. Twee Keightley’s & Thornton (een dierbare, echte nieuwe theosoof) kwamen naar Oostende, pakten me op, boeken, nieren & gezwollen benen & vervoerden me over het water gedeeltelijk per boot, gedeeltelijk in een invalidenwagen & de rest per trein naar Norwood in een van de cottages waar ik nu ben en woon (of beter gezegd vegeteer) tot de gravin terugkomt. Hier ‘1000 woorden voor The Path schrijven?’ Ik zal het PROBEREN, oude man. Heel, heel slap & zwak; maar heel wat beter na de dodelijke ziekte die me reinigde ook al maakte die geen eind aan mijn leven. Hartelijke en oprechte groeten, zoals gewoonlijk, & voor altijd. In hemel & hel,

‘O.D.’ HPB

Zo snel mogelijk zat ze weer aan haar schrijftafel, en ging het werk door zoals gewoonlijk. De taak om de GL voor publicatie gereed te maken viel hoofdzakelijk de Keightley’s ten deel. Bertram Keightley schreef dat HPB hen bij aankomst in Engeland vroeg wat ze wilden doen, en na hun antwoord te hebben gehoord, merkte ze op ‘Goed dan . . . alsjeblieft – ga maar direct aan de slag’ (BK, Reminiscences, blz. 7). Daarbij gaf ze aan hen het hele manuscript om door te nemen en haar te adviseren hoe het moest worden gerangschikt. Het was een stapel van ongeveer een meter hoog en bestond, zoals Archibald Keightley vertelt, ‘uit losse delen . . . zonder een bepaalde volgorde, waarvan veel met geduld en ijver door gravin Wachtmeister was gekopieerd’. Na langdurig overleg ontstond uit het aan HPB voorgelegde plan de huidige indeling van de inhoud van de boekdelen. Ander materiaal dat niet op zijn plaats was in de ordening of het plan, moest voor de toekomst worden bewaard. Ze werkten de hele zomer door, ‘lazen, herlazen, kopieerden en corrigeerden’.13 Er moesten heel wat citaten worden geverifieerd in het British Museum of waar ze ook maar konden worden opgespoord.

Vermeld moet worden dat er in de eerste versies van het boek weinig commentaar werd gegeven op de stanza’s van Dzyan, waarop De geheime leer is gebaseerd. Voor HPB waren ze volkomen begrijpelijk, maar voor de lezer waren toelichtingen nodig. Er werd een plan gemaakt waarbij een stanza op een blanco vel papier werd geschreven, waaraan vragen werden gehecht waarop HPB antwoord zou geven. Vaak vroeg ze toelichting op de vragen vóór ze probeerde commentaar te geven. Ondanks al dit werk aan de GL richtte HPB een nieuw tijdschrift op, Lucifer, waarvan het eerste nummer in september 1887 verscheen. Diezelfde maand verhuisde ze naar een grotere woning in Lansdowne Road 17. De stemming en het enthousiasme van degenen die met haar werkten, blijken duidelijk uit de volgende passage uit een brief, gedateerd 28 mei 1887, van Bertram Keightley aan W.Q. Judge.14

HPB maakt het tamelijk goed & werkt hard aan De geheime leer, die ontzettend goed is, en ik ben er zeker van dat je er bijzonder ingenomen mee zult zijn. Hoewel boven deze brief Linden Gardens staat, ben ik bij HPB in Maycot, Crown Hill, Upper Norwood S.E., en ik verwacht dat ze daar de komende twee of drie maanden zal blijven. We hebben een plan opgezet om HPB in een winterverblijf bij Londen onder te brengen, waar ze in alle rust kan wonen en de echte werkers in de Society om zich heen kan verzamelen. Maar of het zal slagen en of er zelfs een begin mee kan worden gemaakt, kan ik niet zeggen. Het enige wat ik weet is dat we ons uiterste best zullen doen om het voor elkaar te krijgen. Maar vertel hier niets over; want ‘tussen lip en beker is nog veel onzeker’, en men kan over deze dingen beter zwijgen tot ze werkelijk zijn gebeurd. Hoe dan ook, we willen echt proberen deze saaie L.L. [London Lodge] nieuw leven in te blazen, en het nieuwe tijdschrift is de eerste stap. De titel die op dit moment de voorkeur heeft is ‘Lucifer: de lichtbrenger’, maar een definitieve beslissing is nog niet genomen. In ieder geval zijn we van plan twee dingen te doen: het HPB zo comfortabel mogelijk te maken en haar te bewijzen dat er in ieder geval enkelen zijn die haar onafgebroken zelfopoffering en onvermoeibare inspanningen voor de zaak werkelijk waarderen.

Na veel knippen, plakken en typen van schone kopieën van het grootste gedeelte van de delen 1 en 2, werd het manuscript ten slotte naar de drukker gestuurd. Toen kwam de taak van het proeflezen, en ook dat ging niet zonder problemen, zoals Archibald Keightley zich herinnert:

Er werd begonnen met het drukken van De geheime leer, en daarbij en bij Lucifer leidde mw. Blavatsky’s eigenaardige gewoonte om drukproef en manuscript als hetzelfde te beschouwen tot veel discussie en kosten. Niet alleen had ze de gewoonte een pagina te splitsen als het zetsel al in de vorm zat, en een hoeveelheid nieuw materiaal in te lassen, maar ook knipte ze met grote zorg en precisie één enkele zin uit en plakte die dan op een heel andere plaats weer in. Wee de ijverige redacteur die protesteerde namens de drukker en in verband met de financiering. ‘Zijn kop eraf’ of zijn metafysische scalp, luidde het bevel van de koningin van ons wonderland. Niettemin liep de rekening voor de correcties van De geheime leer op tot boven het bedrag van de oorspronkelijke zetkosten!
– ‘Reminiscences of H.P. Blavatsky’, Theosophical Quarterly (8:30), blz. 115

HPB was al lange tijd teleurgesteld over haar financiële regeling met J.W. Bouton uit New York met betrekking tot de publicatie van Isis ontsluierd en was daarom vast van plan voor De geheime leer de financiële controle in eigen hand te houden, zowel in de Verenigde Staten als in Engeland. In mei 1888 vroeg ze W.Q. Judge op haar naam in de Verenigde Staten copyright aan te vragen voor haar boek, en het in de VS te laten publiceren aan de hand van ‘stereotypeplaten, of alleen van de matrijzen’ die uit Engeland zouden worden gezonden.15 Na overleg met J.W. Lovell (van John W. Lovell Co., New York), schreef Judge aan Bert Keightley dat de beste methode voor 1000 vel of meer was dat Londen de gedrukte vellen zou opsturen om in de V.S. te worden gevouwen, vergaard en ingebonden.16 Omdat HPB Amerikaans staatsburger was, kon copyright worden verkregen op haar naam, als aan alle details betreffende het boek werd voldaan zoals was verzocht. HPB moest echter begrijpen ‘dat de uitgave van de Amerikaanse en Engelse edities tegelijk moest plaatsvinden’.17 Na vertragingen in Engeland arriveerden op vrijdag 19 oktober de vellen, gevouwen en vergaard, voor 1000 exemplaren van het eerste deel van de GL in New York City per stoomschip Brittannia. Judge schreef dat de tijdslimiet van 27 oktober voor ‘publicatie’ waarschijnlijk niet door hem kon worden gehaald.18 Ten slotte telegrafeerde H.P. Blavatsky op 31 oktober aan Judge en vroeg ‘Heb je het gepubliceerd?’ Judge telegrafeerde terug ‘Ja, boek uit 1 november’.19 Deel 2 werd 28 december gepubliceerd.

Vragen zoals wie De geheime leer schreef, en hoe het boek werd geschreven, zijn gesteld vanaf het moment dat het boek verscheen. HPB maakte er geen aanspraak op dat het boek door haar alleen was geschreven. In haar brief van 3 maart 1886 verklaarde ze aan Sinnett:

Elke ochtend is er een nieuwe ontwikkeling en zijn er nieuwe omstandigheden. Ik leef weer twee levens. Meester vindt het voor mij te moeilijk om voor mijn GL bewust in het astrale licht te zien, en daarom wordt mij al ongeveer veertien dagen alles wat ik moet zien getoond als in een droom. Ik zie grote en lange rollen papier waarop dingen zijn geschreven en ik haal die dan weer voor de geest.
The Letters of H.P. Blavatsky to A.P. Sinnett, blz. 194

De meester KH werpt verder licht op het schrijven van de GL in zijn brief aan Olcott, augustus 1888:

Ik heb ook kennisgenomen van uw gedachten over De geheime leer. Wees ervan verzekerd dat wat ze niet heeft opgetekend uit wetenschappelijke en andere werken, wij haar hebben gegeven of gesuggereerd. Elke fout of elke verkeerde opvatting die door haar uit de werken van andere theosofen werd gecorrigeerd en toegelicht, werd door mij of op mijn aanwijzing gecorrigeerd. Het is een waardevoller boek dan zijn voorganger [Isis], een samenvatting van occulte waarheden die het gedurende vele jaren in de toekomst tot een bron van informatie en onderricht zullen maken voor de serieuze onderzoeker.
Letters from the Masters of the Wisdom, nr. 19, 1:47, 5de ed.

Het gezamenlijke auteurschap van De geheime leer wordt ook duidelijk gemaakt in gezamenlijke brieven van de mahatma’s M en KH aan dr. Hübbe-Schleiden, die door hem begin januari 1886 in Duitsland werden ontvangen. Kopieën van deze brieven in het handschrift van de meesters werden door HPB aan Judge in Amerika gezonden voor toekomstig gebruik. Hij drukte deze met toelichtingen af in het aprilnummer 1893 van The Path. Op de volgende bladzijden zijn de brieven gereproduceerd.

Natuurlijk moet ieder werk naar zijn eigen waarde worden beoordeeld en niet naar de manier waarop het tot stand kwam. Iedere lezer moet zelf beoordelen hoe goed HPB haar taak uitvoerde. Zoals ze in haar voorwoord zegt, werd De geheime leer ‘geschreven in dienst van de mensheid en het moet worden beoordeeld door de mensheid en de toekomstige generaties’.

Zoals de laatste zinnen van deel 2 aangeven, had HPB nog twee delen in voorbereiding die zouden worden uitgegeven als de ontvangst van de eerste delen dat rechtvaardigde. Deze werden nooit gepubliceerd, en men kan alleen maar gissen dat er meer tijd nodig was om het materiaal te begrijpen dat al is uitgegeven. Ze schreef echter wel De stem van de stilte, een boekje met voorschriften ontleend aan ‘dezelfde reeks als die waaraan de ‘stanza’s’ van het Boek van Dzyan zijn ontleend, waarop De geheime leer is gebaseerd’. Ze bieden edele gedragsregels voor hen die de mensheid meer willen dienen, en de hoop bestond dat misschien enkelen de toegang zouden vinden tot die innerlijke kennis waarnaar zij de weg heeft gewezen. Wat de delen 3 en 4 betreft, wie zal zeggen of die ooit worden uitgegeven.

In deze tijd, een eeuw na het publiceren van De geheime leer, zijn er andere ego’s die een nieuwe wereld scheppen. De leringen die zij oproepen voor de komende eeuw zullen komen als een antwoord op hun karma en het karma van hun tijd. Als HPB’s geschriften enige uitwerking hebben gehad, dan kan men die vinden in het diepere spirituele verlangen van een steeds toenemend aantal mensen om de universele broederschap tot stand te brengen waarvoor zij zo hard werkte en zoveel offers bracht.

Noten

  1. Old Diary Leaves, 1:203.
  2. Journal of The Theosophical Society (Supplement bij The Theosophist).
  3. Mohini M. Chatterjee en Laura C. Holloway.
  4. Eén doel van De geheime leer was fouten te corrigeren in de filosofie in Esoteric Buddhism en Man: Fragments of Forgotten History.
  5. Jaarlijkse Conventie TS, dec. 1884; vgl. Lucifer, 15 augustus 1891 (8:447).
  6. The Theosophist, maart 1925, blz. 784.
  7. Vgl. Constance Wachtmeister, Reminiscences of H.P. Blavatsky and ‘The Secret Doctrine’, brief van F. Hartmann aan Vera Johnston, 2 juni 1893, blz. 109.
  8. Het aprilnummer 1986 van het Journal of the Society for Psychical Research drukte een artikel af getiteld ‘J’accuse: Een onderzoek van het Hodgson Rapport van 1885’ van Vernon Harrison, een vooraanstaand lid van de SPR en een erkend deskundige op het gebied van handschriften en vervalsingen. Dr. Harrisons kritiek eindigt als volgt (blz. 309):
    ‘[Richard Hodgsons] rapport staat vol met tendentieuze beweringen, vermoedens die hij presenteerde als feiten of waarschijnlijke feiten, onbevestigde verklaringen door niet met naam genoemde getuigen, willekeurig geselecteerd bewijsmateriaal en volslagen onjuistheden. . . . Zijn zaak tegen mw. H.P. Blavatsky is niet bewezen.’ (Zie ook V. Harrison, H.P. Blavatsky en de SPR, TUPA, Den Haag, 1998, blz. 34.)
  9. M en KH.
  10. Bertram Keightley, Reminiscences of H.P.B., 1931, en Archibald Keightley, ‘From Ostend to London’, The Path, november 1892, blz. 245.
  11. Oom van Bertram, hoewel maar één jaar jonger.
  12. Archief Theosophical Society, Pasadena.
  13. Wachtmeister, Reminiscences, blz. 97, 91, 98.
  14. Archief TS, Pasadena.
  15. Brief van 29 mei 1888 van Bertram Keightley aan W.Q. Judge, medeondertekend door HPB (Archief TS, Pasadena).
  16. Brief van 12 juni 1888 van J.W. Lovell aan W.Q. Judge, en brief van 22 juni 1888 van WQJ aan BK (Archief TS, Pasadena).
  17. Brief van 22 juni 1888 van WQJ aan BK (Archief TS, Pasadena).
  18. Brief van 19 oktober 1888 van WQJ aan BK (Archief TS, Pasadena).
  19. Archief TS, Pasadena.

Een introductie tot De Geheime Leer, blz. 103-13

© 2021 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag