Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Canto 18 – Onvolkomenheid

235

U bent nu als een dor blad; zelfs de boodschappers van Yama (de dood) zijn aan u verschenen. U staat op het punt te vertrekken, zonder proviand voor onderweg.

236

Maak van uzelf een eiland (toevluchtsoord)*; span u krachtig in, zonder uitstel, en wees wijs; gezuiverd van morele onzuiverheden en zonder onvolkomenheden zult u het hemelse rijk van de edelen van geest binnengaan.

*Vgl. vers 25.

237

Uw leven is nu ten einde; u bent nu in tegenwoordigheid van de dood. Er is voor u geen plaats om de reis te onderbreken, en u heeft geen proviand voor onderweg.

238

Maak van uzelf een eiland (toevluchtsoord); span u krachtig in, zonder uitstel, en wees wijs; gezuiverd van morele onzuiverheden en zonder onvolkomenheden zult u niet opnieuw geboorte en ouderdom meemaken.

239

Geleidelijk, beetje bij beetje, telkens en telkens weer, moet de wijze zijn morele onzuiverheden verwijderen, zoals een smid het schuim van het zilver afblaast.

240

Zoals roest het ijzer waaruit het voortkwam aantast, zo leiden de slechte daden van een mens hem naar een nieuwe geboorte vol ellende.

241

Niet reciteren is roest voor de heilige geschriften; verwaarlozing is roest voor huizen; luiheid is roest voor schoonheid; onoplettendheid is roest voor de bewaker.

242

Verkeerd gedrag is de smet van de vrouw; gierigheid is de smet van de weldoener; slechte gebruiken zijn werkelijk een smet in deze wereld en in de volgende.

243

Maar er is een onvolkomenheid groter dan al deze onvolkomenheden – en dat is onwetendheid. Monniken, ontdoe u van deze grootste onvolkomenheid, wees vrij van alle onvolkomenheden.

244

Het leven is gemakkelijk voor hem die schaamteloos is, brutaal als een kraai (een schurk), een lasteraar, een opschepper, roekeloos, en onzuiver van levenswandel.

245

Maar het leven is moeilijk voor hem die geen pretenties heeft, die altijd streeft naar zuiverheid, oprecht is en niet roekeloos, die zuiver is van levenswandel en over spiritueel inzicht beschikt.

246, 247

Hij die leven vernietigt, die leugens vertelt, die neemt wat hem niet is gegeven, die naar de vrouw van een ander gaat, die zich overgeeft aan sterke drank, zo’n man vernietigt hier in deze wereld de wortels van zijn wezen.

248

Weet, mijn vriend, dat slechte gewoonten onbeheerst zijn; laten hebzucht en onrechtvaardig handelen u niet voor lange tijd ellende brengen.

249

Mensen geven aalmoezen al naar hun geloof en geneigdheid. Maar wie zich eraan ergert dat anderen eten en drinken krijgen, komt noch overdag noch ’s nachts tot innerlijke rust.

250

Hij in wie dit gevoel met wortel en al is uitgetrokken en vernietigd, bereikt dag en nacht innerlijke rust.

251

Er is geen vuur zoals hartstocht; er is geen wurggreep zoals haat; er is geen verstrikking zoals zelfbedrog; er is geen woelige rivier zoals begeerte.

252

De fouten van anderen zijn gemakkelijk te zien, maar eigen fouten worden met moeite gezien. Men zift de fouten van anderen uit zoals kaf, maar verbergt eigen fouten, zoals een oneerlijke dobbelaar een ongelukkige worp verbergt.

253

Als een mens alleen de fouten van anderen ziet en altijd aanstoot neemt, dan nemen zijn mentale belemmeringen toe en is hij ver van de volledige vernietiging van die belemmeringen.

254

Er zijn geen voetsporen in de hemel (akasa); er is geen asceet buiten de leer van de Boeddha. De mensheid geniet van de wereld van illusie (die een belemmering vormt voor spirituele vooruitgang); de tathagata’s (boeddha’s) zijn vrij van deze belemmering.

255

Er zijn geen voetsporen in de hemel; er is geen asceet buiten de leer van de Boeddha; geen enkel samengesteld ding is eeuwig; de boeddha’s zijn gelijkmoedig.


Dhammapada, blz. 95-101

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag