HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

10 – De esoterische sectie

 

In het najaar van 1888 stond in Lucifer een aankondiging van de oprichting van een esoterische sectie van de Theosophical Society. Als hoofd van de TS lichtte Olcott het doel en de structuur van de nieuwe sectie toe:

I. Om de esoterische belangen van de Theosophical Society te bevorderen door een diepere studie van de esoterische filosofie wordt hierbij een groep gevormd die zal bekendstaan als de ‘esoterische sectie van de Theosophical Society’.

II. De samenstelling en het alleenbestuur hiervan is in handen van Mw. H.P. Blavatsky als hoofd ervan; alleen zij is voor resultaten verantwoording verschuldigd aan de leden; en de sectie heeft als groep geen officiële band met de exoterische Society, behalve in de persoon van de voorzitter-stichter.

III. Personen die lid willen worden van de sectie en die bereid zijn zich aan de regels ervan te houden, dienen rechtstreeks contact op te nemen met: Mw. H.P. Blavatsky, Lansdowne Road 17, Holland Park, Londen, W.

Toen HPB stierf, had de ES volgens Olcotts bericht tussen de duizend en tweeduizend enthousiaste leden.

Een brief van HPB aan dr. J.D. Buck in de Verenigde Staten, gedateerd 1 december 1888, geeft het doel en de aard van de esoterische sectie aan:

De behoefte eraan werd overal sterk gevoeld. Omdat veel dingen niet algemeen konden worden bekendgemaakt (noch in Lucifer, noch in De Geheime Leer) en omdat oude en beproefde leden recht erop hebben bepaalde dingen in het occultisme te leren – méér dan eenvoudige buitenstaanders – is er van alle zijden aangedrongen op de oprichting van zo’n sectie – zolang ik nog in leven ben en nuttig kan zijn voor de mensen. Hierin . . . is geen plaats voor despotisme en overheersing . . . er komt geen roem voor mij, maar een reeks onjuiste opvattingen, laster, verdenking en ondankbaarheid in de bijna onmiddellijke toekomst; maar als uit de honderd (109) theosofen die al een gelofte hebben afgelegd, ik er ongeveer een half dozijn op het juiste en ware pad kan zetten – dan zal ik gelukkig sterven. Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren. . . . ik kan alleen de weg wijzen aan mensen die openstaan voor waarheid, en zielen hebben vol altruïsme, menslievendheid en liefde voor de hele schepping en die het laatst aan zichzelf denken. . . .

. . . de esoterische sectie is niet gehecht aan het aardse; ze bemoeit zich niet met de exoterische administratie van de loges. . . . Ze vereist geen inschrijving, of geldelijke bijdragen, want omdat ik het niet zo heb ontvangen, zal ik het ook niet zo overdragen; en liever zou ik in de goot verhongeren dan een cent aannemen voor mijn onderricht van de heilige waarheden. Er zijn alleen kosten voor postzegels en papier, en hierin zal het bestuur van de Blavatsky Lodge voorzien, indien mijn ‘Geheime Leer’ me niet genoeg oplevert om deze kosten te dekken. . . . Wie zijn erfdeel wil hebben voor ik sterf – want ze zullen bitter weinig krijgen als ik ben heengegaan – laat hij erom vragen. Wat ik heb, of beter gezegd wat mij is toegestaan te geven – ben ik bereid te geven, hoewel het niet veel is.164

Haar weigering om grootse beloften te doen over de verbazingwekkende dingen die zouden gebeuren als men lid zou worden van de ES, staat in tegenstelling met de verlokkingen die tegenwoordig door de zogenaamde occulte media worden geboden en de enorme vergoedingen die ze vaak eisen.

Voordat ze lid van de ES werden, schreven toekomstige leden vaak aan HPB om te weten te komen wat hun verbintenis zou inhouden. Eén vragensteller wilde weten of een soldaat lid kon worden. Ze antwoordde: ‘Wat bedoelt u met ‘de soldaat is niet vrij?’ Natuurlijk is geen enkele soldaat vrij om in zijn fysieke lichaam rond te zwerven waarheen hij wil. Maar wat heeft de esoterische lering te maken met de uiterlijke mens? Een soldaat kan aan zijn wachthuisje zijn gebonden als een eendemossel aan zijn schip en toch kan het ego van de soldaat vrij zijn om te gaan waarheen het wil en te denken wat het maar wil.’ Ze voegt echter eraan toe:

Van niemand wordt gevraagd een last te torsen die zwaarder is dan hij kan dragen; hij hoeft niet meer te doen dan hem mogelijk is. . . . iemand die door zijn functie aan een plaats is gebonden, heeft niet het recht deze te verlaten om een andere plicht te vervullen, ongeacht hoeveel groter deze is; want de eerste plicht die in het occultisme wordt onderwezen, is om vastberaden zijn plicht te doen in elke plicht. Vergeef me deze ogenschijnlijk belachelijke paradoxen en tegenstrijdigheden, maar ik heb dit in de afgelopen maand ad nauseam usque moeten herhalen. ‘Zal ik het risico lopen dat me wordt opgedragen mijn vrouw en kinderen en huis te verlaten als ik de gelofte afleg?’ vraagt iemand. ‘Nee’, zeg ik, ‘omdat hij die wegloopt van het ene ding, ook trouweloos zal zijn in het andere. Geen echte, werkelijke meester zal een chela aannemen die behalve zichzelf wie dan ook opoffert om die meester te kunnen volgen.’ Als iemand tengevolge van omstandigheden of zijn positie in het leven, geen volledige adept kan worden in dit bestaan, laat hij zijn mentale bagage gereedmaken voor het volgende, zodat hij gereed is bij de eerste oproep als hij is wedergeboren.165

In de esoterische sectie onderwees men de leden geen praktisch occultisme of hoe men paranormale verschijnselen kon teweegbrengen. Daarmee werd ook uitgesloten wat men ceremoniële magie noemt, die tegenwoordig zo populair is. In een van haar brieven aan Ralston Skinner in de verzameling in Harvard wijst HPB erop dat zulke ceremoniën gevaarlijk kunnen zijn:

Ik heb uw Hebrew Egyptian Mystery twintig keer gelezen en herlezen en heb het aanbevolen aan al onze kabbalisten, zoals Eerw. A.W. Ayton . . . en aan Mathers*, een goede kabbalist, maar hij is te verzot op ceremoniële magie, die ik verafschuw. [Bepaalde] geometrische diagrammen en vooral figuren hebben een kracht in zich waardoor de halfblinde en verstandeloze wezens van de elementen tot activiteit ontwaken; wezens en een kracht die u misschien zou ontkennen. . . . Wij van de esoterische vedantafilosofie van het hindoeïsme . . . kennen de kracht die bepaalde cirkels en diagrammen hebben op de elementen. Daarom hecht ik geloof aan ceremoniële magie hoewel ik deze haat en vrees. Hoed u voor bepaalde figuren en combinaties daarvan, meneer Skinner.166

*S.L. McGregor Mathers, die een paar jaar later een van de stichters werd van de Golden Dawn.

Eén schrijver merkt op:

Na de oprichting van de esoterische sectie werd een nieuwe invloed merkbaar in de theosofische geschiedenis. Terwijl er in de theosofische tijdschriften weinig over de sectie werd gepubliceerd – omdat alle activiteiten ervan onder een strikte gelofte van geheimhouding werden uitgevoerd† – had deze nieuwe organisatie tot doel de energieën en toewijding van de vurigste leden van de Society te bundelen, met duidelijke voordelen voor het werk van de beweging. Als hoofd van deze sectie was HPB vrijgesteld van organisatorische procedures in haar omgang met esoterische onderzoekers, die ze als haar leerlingen beschouwde; en ze gaf hen die privéleringen die het meest van nut zouden zijn in de fase van innerlijke ontwikkeling die ze doormaakten.167

†HPB werd eens beschuldigd van bedrog omdat ze het stilzwijgen had bewaard over informatie die haar onder gelofte was gegeven. Ze antwoordde: ‘Als men mij in deze zaak als een bedrieger beschouwt, dan is elke vrijmetselaar dat ook, elke oddfellow, elke staatsman, elke priester die een biecht afneemt, elke arts die de eed van Hippocratus aflegt en elke advocaat’ (Blavatsky, Collected Writings, 6:289).

Omdat de verspreiding van de leringen vertrouwelijk was, kon men geen gebruikmaken van een commerciële drukker. In een brief aan Vera, die erover had geklaagd dat ze zo’n lange tijd niet van haar zuster had gehoord, schrijft HPB over wat ze noemt de primitieve methode om esoterische documenten te vermenigvuldigen:

Neem eens de moeite mijn bezigheden te tellen, jij harteloze Zoilas. Elke maand schrijf ik tussen de veertig en vijftig bladzijden ‘esoterische instructies’, instructies in geheime wetenschappen, die niet mogen worden gedrukt. Vijf of zes armzalige vrijwillige martelaren onder mijn esoterici moeten gedurende de nacht ongeveer 320 exemplaren ervan tekenen, schrijven en lithograferen, die ik dan moet controleren, vergelijken en corrigeren, zodat er geen fouten in staan en mijn occulte informatie niet te schande kan worden gemaakt.

Dan volgt er een lange lijst met andere karweitjes die ze moest uitvoeren.168

James Pryse beschrijft hoe het probleem van het vermenigvuldigen van de esoterische leringen tenslotte werd opgelost. Het verhaal begint in Los Angeles in het voorjaar van 1888:

In die tijd hadden veel theosofen de ambitie om ‘chela’s’ of ‘lekenchela’s’ te worden door in contact te treden met de meesters die door HPB werden vertegenwoordigd. Omdat ik er niet aan twijfelde dat de meesters door zoveel gegadigden werden lastiggevallen, zag ik af van iedere poging om HPB of haar meester te benaderen of om hun aandacht te vestigen op mijn onbelangrijke zelf. . . .

Op een avond terwijl ik aan het mediteren was [over Paracelsus], verscheen het gezicht van HPB plotseling voor me. Ik herkende het van haar portret in Isis, hoewel het veel ouder leek. Omdat ik dacht dat het astrale beeld, waar ik het voor hield, was toe te schrijven aan een gril van de verbeelding, probeerde ik het buiten te sluiten; maar toen vertoonde het gezicht een blik van ongeduld en werd ik ogenblikkelijk uit mijn lichaam getrokken en stond ik ‘in het astrale’ naast HPB in Londen. Het was daar bijna ochtend, maar ze zat nog steeds aan haar schrijfbureau. Terwijl ze heel vriendelijk tegen me sprak, kon ik niet nalaten te denken hoe vreemd het was dat een ogenschijnlijk vlezige oude dame een adept zou zijn. Ik probeerde die onbeleefde gedachte uit mijn hoofd te zetten, maar ze las deze, en als in antwoord daarop werd haar fysieke lichaam doorschijnend en onthulde een prachtig innerlijk lichaam dat eruitzag alsof het was gevormd uit gesmolten goud.

Toen verscheen plotseling meester M voor ons in zijn mayavirupa. Ik maakte een diepe buiging voor hem, want hij scheen me meer een god toe dan een mens. Op een of andere manier wist ik wie hij was, hoewel dit de eerste keer was dat ik hem zag. Hij sprak me vriendelijk toe en zei: ‘Over zes maanden heb ik werk voor je.’ Hij liep naar de andere kant van de kamer, wuifde met zijn hand vaarwel en vertrok. . . .

Zes maanden daarna werd de belofte van de meester waargemaakt. Mijn broer John en ik keerden terug van een reis naar Zuid-Amerika en kwamen in de stad New York aan. We troffen Judge die zich het hoofd brak over een moeilijk probleem: HPB had hem opgedragen om haar instructies aan alle Amerikaanse leden van de ES te sturen, maar ze had hem maar één exemplaar gezonden; en hij had geen middelen om de vele exemplaren die nodig waren te maken. We hebben dat probleem voor hem opgelost door [een pers] op te stellen en de instructies in boekvorm te drukken.

Beide broers waren uitstekende drukkers en waren de uitgevers geweest van een aantal kranten in kleine steden in de Verenigde Staten. Nadat ze Judge hadden geholpen, ontvingen ze een bericht van HPB uit Londen dat James daar de H.P.B. Drukkerij moest beginnen, waar vanaf dat moment niet alleen de ES-instructies werden gedrukt, maar ook de boeken van de Society en andere literatuur.169

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 356-60

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag