HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

2 – Aankomst in Bombay

 

Op 16 februari 1879 kwamen HPB en Olcott aan in Bombay. Twee maanden waren verstreken sinds hun vertrek uit New York. Na twee drukke weken bij de theosofen in Londen scheepten ze zich in naar India. De zeereis was zo ruw dat zelfs HPB, die zelden zeeziek was, een paar dagen in bed moest blijven.

Op de avond nadat hun schip in de haven van Bombay voor anker was gegaan, werd er een receptie gehouden die door driehonderd Indiërs werd bijgewoond. Robert Ellwood, professor in oosterse religie, citeert Olcott in Alternative Altars over deze ‘fantastische eerste dagen in een Aziatisch land’:

We hebben elke avond een onvoorbereide receptie gehouden, waar de lastigste problemen van filosofie, metafysica en wetenschap werden besproken. We leefden en ademden in een verheven atmosfeer, omringd door de hoogste spirituele idealen. . . . Onze bungalow was voortdurend vol bezoekers, en ze bleven elke avond tot laat om religieuze kwesties te bespreken. Oud en jong, het was allemaal hetzelfde; en zo kwamen we, zo vroeg in onze relatie met de hindoes, het verschil te weten tussen westerse en oosterse levensidealen en de grotere waardigheid van de laatstgenoemde. Vragen over rijkdom, huidskleur, het zakenleven of de politiek kwamen bij ons haast nooit aan de orde; de ziel was het brandende onderwerp van gesprek. . . .

Noem ons fanatici als u wilt; dwaze enthousiastelingen; dromers van onpraktische dromen . . . toch gingen onze dromen over menselijke volmaakbaarheid, ons verlangen naar goddelijke wijsheid, onze enige hoop om de mensheid te helpen op weg naar een hoger denken en edeler leven. En onder die schaduwrijke palmbomen werden we door mahatma’s in eigen persoon bezocht; en hun inspirerende aanwezigheid maakte ons sterk om voort te gaan op het pad dat we hadden betreden.28

Al snel na aankomst begon een periode waarin HPB en Olcott zich installeerden; ze betrokken hun nieuwe huis aan de Girgaum Backroad in de Indiase sector van Bombay, waar blanken zelden kwamen. Gedurende de volgende twee jaar werd dit het hoofdkwartier van de TS. Men vond een bediende met de naam Babula die tijdens haar verblijf in India altijd bij Blavatsky bleef. Hij was een vijftienjarige jongen uit Gujarat en kende een aantal talen; men zegt dat HPB hem Frans heeft geleerd.29

Een reeks vreemde avonturen in deze periode, waarbij HPB, Moolji Thackersey en Olcott zijn betrokken, zijn opgenomen in Old Diary Leaves, waartoe dit verhaal behoort:

[Op 25 maart gaf HPB] Moolji opdracht een rijtuigje te laten komen, en toen het kwam, stapte ze met hem in. Ze weigerde zijn vragen te beantwoorden over waar ze heen ging, ze zei hem eenvoudig de koetsier opdracht te geven rechtsaf, linksaf of rechtdoor te gaan, volgens haar aanwijzingen. Wat er gebeurde, heeft Moolji ons na hun terugkeer ’s avonds verteld. Ze had de richting aangegeven [door] talrijke kronkelende straten en landwegen tot ze zich in een buitenwijk van Bombay bevonden, acht tot twaalf mijl ver, in een dennenbosje. . . . Moolji kende die plek omdat hij het lichaam van zijn moeder in die buurt had gecremeerd. Wegen en paden liepen in het bos kriskras dooreen, maar HPB weifelde nooit over haar route en verzocht de koetsier telkens weer af te slaan tot ze bij de kust kwamen. Tenslotte kwamen ze tot Moolji’s verbazing bij het hek van een privélandgoed, met een prachtige rozentuin aan de voorkant en achteraan een mooie bungalow met ruime oosterse veranda’s.

HPB stapte uit en zei Moolji daar op haar te wachten en onder geen beding naar het huis te komen. Dus wachtte hij en begreep er niets van; want over zo’n landgoed had hij, die zijn leven lang in Bombay had gewoond, nooit eerder gehoord. Hij riep een van de tuinlui die bij de bloemen schoffelden, maar de man wilde hem niets vertellen over de naam van zijn meester, hoe lang hij daar had gewoond of wanneer de bungalow was gebouwd: iets wat voor hindoes heel ongebruikelijk is. HPB was recht op het huis toe gelopen, was bij de deur hartelijk ontvangen door een lange hindoe met een opvallend en voornaam voorkomen, die geheel in het wit was gekleed; en ze was naar binnen gegaan. Na enige tijd kwamen de twee weer tevoorschijn, de geheimzinnige vreemdeling nam afscheid en overhandigde haar een grote bos rozen die een van de tuinlui voor dat doel naar zijn meester had gebracht; en HPB voegde zich opnieuw bij haar metgezel, stapte weer in het rijtuigje en gaf de koetsier opdracht naar huis terug te keren. De enige informatie die Moolji van HPB kon loskrijgen, was dat de vreemdeling een occultist was met wie ze in verbinding stond en met wie ze die dag zaken had af te handelen. . . . Het vreemdste deel van dit verhaal was voor ons het feit dat, voor zover we wisten, HPB geen mogelijkheid had ook maar iets over deze buitenwijk te weten te komen en over de weg erheen, in elk geval niet sinds onze aankomst in Bombay, want ze was nooit alleen van huis gegaan. Toch bleek ze met beide volkomen bekend te zijn. We konden op geen enkele manier te weten komen of zo’n bungalow al dan niet bestond, afgezien van Moolji’s getuigenis.

Hij was zo verbaasd over zijn ervaring dat hij deze tegen zijn vrienden in de stad telkens herhaalde. Dit heeft één van hen, die beweerde de bewuste buitenwijk goed te kennen, ertoe gebracht een weddenschap van 100 roepies aan te gaan dat er bij de kust niet zo’n bungalow bestond en dat hij niemand daarheen kon leiden. Toen HPB dit hoorde, bood ze aan om met Moolji te wedden dat hij de weddenschap zou verliezen; waarop hij het aanbod aannam en verklaarde dat hij iedere meter van de weg die ze waren gegaan, kon terugvinden; en ik liet onmiddellijk een rijtuig komen en wij drieën stapten in. . . . We gaven hem zoveel tijd als hij wilde om met zijn zoektocht door te gaan, maar hij voelde zich volledig verbijsterd en [na uren in het rond te hebben gereden] gaf hij het op en was verslagen. We reden toen naar huis.

HPB vertelde ons dat Moolji de mystieke bungalow zou hebben gevonden als er niet een betovering over zijn gezichtsvermogen was geworpen. Bovendien werd de bungalow, evenals alle andere woonplaatsen van adepten, altijd tegen indringing door vreemden beschermd door een cirkel van illusie eromheen, die door elementale dienaren [of natuurgeesten] werd bewaakt en in stand gehouden. Deze bungalow was onder de constante hoede van een macht waarop men kon rekenen, en werd nu en dan gebruikt als een rust- en ontmoetingsplaats van goeroes en chela’s als ze op reis waren. [Ze zei verder:] ‘Alle oude begraven bibliotheken en die verzamelde schatten die verborgen moeten worden gehouden tot hun karma hun teruggave voor gebruik door de mensheid vereist, zijn beschermd tegen ontdekking door de oningewijden door illusoire beelden van massieve rotsen, ononderbroken vaste grond, een gapende afgrond of een soortgelijk obstakel.’30

In de weken die volgden, reisde HPB en haar gevolg naar de beroemde grotten van Karli; daarna gingen ze naar het noorden en bezochten Rajputana, Allahabad, Benares en veel andere plaatsen.31 Uit Agra schreef HPB aan prof. Wilder in de Verenigde Staten:

Agra, 28 april 1879

Mijn beste doctor en dierbare vriend,

Wat spijt het me dat je niet bij ons bent! Hoe vaak denk ik niet aan jou en vraag ik me af of jouw archeologische en dichterlijke ziel niet zou opspringen in uitbarstingen van vervoering als je met ons zou meereizen. . . . De afgelopen maand reizen we hier per trein, ossenkar, olifant, kameel en kustvaartuig. We blijven één tot drie dagen in elke stad, dorp of haven; we zien het onderaardse verborgen India, niet het oppervlakkige. . . . Het is waar, sinds begin maart worden we geroosterd, gebakken en gebraden. Maar wat is het heerlijk om hier de onuitsprekelijke koelte en glorie te voelen van de ochtenden en de tijd na zonsondergang! De maan in Amerika, vergeleken met die van India, is op zijn best een rokerige olijfolielamp. We staan om vier uur op en gaan om negen uur naar bed. We reizen meer ’s nachts dan in de ochtend en de middag.32

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 195-7

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag