HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

10 – Een noodzakelijke verandering

 

In 1883 gaf de Londense TS HPB en Olcott veel reden tot bezorgdheid als gevolg van meningsverschillen onder haar leden. De Sinnetts woonden daar nu, want in november 1882 werd Sinnett door de eigenaar van de Pioneer meegedeeld dat zijn diensten als redacteur niet langer nodig waren. In maart 1883 vertrok het gezin per schip uit India naar Europa; en nadat ze Italië hadden bezocht, kwamen ze half mei in Engeland aan.

In januari koos de London Branch een nieuwe voorzitter, Anna Bonus Kingsford, die met haar naaste medewerker Edward Maitland meer waardering had voor het gnostische christendom en de Egyptische hermetische filosofieën dan voor de oosterse leringen waaraan de Sinnetts en veel andere leden de voorkeur gaven. De meesters steunden haar voorzitterschap en belangstelling voor westerse esoterische leringen,114 hoewel ze twijfelde aan het bestaan van die meesters. De boeken van Kingsford over esoterisch christendom waren erg populair, vooral The Perfect Way or the Finding of Christ, uitgegeven in 1882. De meesters hebben ook haar moedige werk in de antivivisectie toegejuicht.115 In haar jeugd had ze deelgenomen aan een vossenjacht, maar de aanblik van het verminkte lichaam van het slachtoffer maakte dat ze zich tegen alle vormen van wreedheid keerde, een gevoel dat werd versterkt toen ze medicijnen studeerde in Parijs, waar ze getuige moest zijn van de ondraaglijke marteling van dieren.

De London Lodge was niet de enige in Europa die in die tijd problemen had, zoals wordt onthuld in de volgende brief van HPB aan Emilie de Morsier, die tegen HPB had geklaagd over de tegenover elkaar staande partijen binnen de loge in Parijs (17 mei 1883):

Mijn beste zuster en vriendin, ja, je bent te ontvankelijk voor indrukken en te enthousiast, maar de buitensporigheden van anderen beïnvloeden me niet, en niets kan me doen weifelen op het pad als ik eenmaal met een reis ben begonnen. Wil je weten waarom? Omdat ik ongeveer twintig jaar geleden mijn vertrouwen in de mensheid als individuen heb verloren – ik houd van de mensheid als geheel en ik werk universeel, in plaats van individueel voor haar te werken. Om dit te doen, heb ik mijn eigen manier. Ik geloof niet langer in volmaaktheid; ik geloof niet langer in onfeilbaarheid, noch in onberispelijke karakters.

Elk van ons is een stuk houtskool, min of meer zwart en, neem me niet kwalijk, het stinkt. Maar er is vrijwel geen stuk dat zo walgelijk en vies is, dat het geen atomen heeft waarin de kern van een toekomstige diamant ligt. En ik houd mijn blik gevestigd op deze atomen en zie de rest niet en wil die niet zien. Omdat ik voor anderen werk en niet voor mezelf, sta ik mezelf toe deze atomen te gebruiken voor de gemeenschappelijke zaak.* Zo zie ik noch zag ik in Fortin iets anders dan zijn gaven en zijn praktische vermogen om de waarheid aanschouwelijk te maken. Hij heeft onbetwistbare wetenschappelijke kennis en zijn vrouw is een uitzonderlijke persoon; en ik zie niet in waarom ik hem, al was hij duizend keer slechter dan hij is, niet zou kunnen gebruiken voor de gemeenschappelijke zaak, het welzijn van de mensheid in het algemeen. . . . Alles heeft zijn goede en slechte kanten. Laat ons het goede nemen en alleen gebruiken wat nuttig is, en laat wat slecht is zijn eigen nek breken. . . .

*We hebben in het bovenstaande misschien een antwoord op de vaak gestelde vraag waarom HPB met haar vermeende occulte krachten vriendschap sloot met individuen die later haar vijanden werden. Ze citeerde eens Seneca: ‘Het is de fout van de ander om ondankbaar te zijn, maar het is de mijne als ik niet geef. Om één dankbaar mens te vinden, zal ik velen die dat niet zijn van dienst zijn’ (‘De Theosophical Society: Haar opdracht en toekomst’, Lucifer, augustus 1888, blz. 421).

Onze society bepleit universele broederschap en liefde, maar laat zijn afdelingen vrij elkaar te omhelzen of niet. . . . Waarom kan jij, die overhoop ligt met Leymarie en dr. Fortin, . . . niet een poging doen om een afzonderlijke afdeling te stichten die je bijvoorbeeld de ‘noölogische† groep van de Theosophical Society’ of zoiets zou kunnen noemen? – in tegenstelling tot de ‘spiritistische groep van de Theosophical Society’ van Leymarie en de ‘wetenschappelijke groep van de Theosophical Society’ van dr. Fortin. We hebben zulke onafhankelijke centra van onderzoek en proefneming nodig. . . . Er is plaats voor iedereen. Ga aan het werk zonder je zorgen te maken over de anderen. . . . De Kamer van Afgevaardigden is één, en toch, hoeveel partijen bevat deze niet! Ze werken allen of geloven dat ze werken (wat hetzelfde is) voor Frankrijk en hebben de roem van hun vaderland min of meer op het oog. Werk daarom voor waarheid. Geen atoom van je werk zal verloren gaan.116

†Noölogisch is afgeleid van het Griekse nous, dat ‘ziel-verstand’ betekent (buddhi-manas); in de theosofie heeft het betrekking op de hogere ziel of buddhi.

In december werd HPB ziek en tijdens de jaarlijkse conventie van de TS in Adyar die maand, verscheen ze op krukken. Haar toestand werd slechter en begin 1884 waarschuwden haar artsen dat ze binnen drie maanden zou sterven als ze niet voor enige tijd naar een gebied met een ander klimaat zou gaan. Er werd daarom geregeld dat Olcott haar naar Frankrijk zou vergezellen. Hij had zaken te doen met de Britse regering in Londen ten behoeve van de bewoners van Sri Lanka (toen Ceylon), om de religieuze vrijheid te verzekeren die hun enkele eeuwen lang was ontzegd. Hij was ook van plan, terwijl hij in Londen was te bemiddelen om een vreedzame oplossing van de problemen in de Londense TS te bereiken.

T. Subba Row werd gekozen tot manager van The Theosophist tijdens de afwezigheid van HPB en er werd een raad van toezicht opgericht om de zaken van de Society te behandelen tijdens de afwezigheid van de stichters. Een belangrijk lid van de raad was dr. Franz Hartmann die in december uit de Verenigde Staten in Madras was aangekomen en iets meer dan een jaar in Adyar bleef.

Hartmann was in 1838 in Beieren geboren en emigreerde als jonge arts naar de Verenigde Staten en werd Amerikaans staatsburger. Rond die tijd was spiritisme de rage, maar Hartmann was ervan overtuigd dat het bedrog was en stelde er geen belang in, tot hij getuige was van een reeks opmerkelijke seances. In zijn autobiografie schrijft hij:

Terwijl mijn verbijstering op haar hoogtepunt was en ik de hoop had opgegeven ooit iets met zekerheid over deze manifestaties te kunnen weten, . . . kreeg ik een nummer van The Theosophist in handen. Het bevatte een artikel met een beschrijving van de zevenvoudige samenstelling van de mens [in de theosofie vaak de beginselen in de mens genoemd]. Dit trof me als een openbaring en scheen de sleutel te verschaffen tot die mysteriën waarvan ik de verklaring zo lang vergeefs had gezocht. Ik was verheugd over deze ontdekking, en mijn grootste wens was nu Mw. Blavatsky persoonlijk te leren kennen en van haar meer te leren over de geheimen van leven en dood.117 [Nadat hij haar had geschreven, ontving hij een brief van Olcott die hem uitnodigde naar Adyar te komen.]

Op de eerste dag na mijn aankomst in Adyar, kreeg ik via Mw. Blavatsky een ongezocht en onverwacht bewijs. Ik ging naar haar kamer en zag dat ze aan het schrijven was. Omdat ik haar niet wilde storen, ging ik bij het raam zitten en dacht aan een vriendin die enkele jaren geleden in Galveston was overleden en vroeg me af wat er van haar ‘beginselen’ was geworden. Ik merkte op dat Mw. Blavatsky haar stuk papier omdraaide en in een verstrooide toestand met een dromerige blik met haar potlood scheen te spelen. Toen gaf ze me het stuk papier. Het bevatte het antwoord op mijn vraag in de vorm van een tekening die het lijk van mijn vriendin voorstelde, uitgestrekt op de grond, met een elementaal die aan haar zijde stond en wachtte op het ontsnappen van de astrale ziel, terwijl de doorgang van haar geest naar hogere sferen werd aangegeven door een regenboog.

[Hartmann voegt eraan toe dat] ik soortgelijke bewijzen van occulte kracht vaak via H.P. Blavatsky ontving118 . . . maar het [meest] verbazingwekkende van alle verschijnselen was voor mij het feit dat ik in staat bleek artikelen voor The Theosophist te schrijven over occulte onderwerpen en zonder enige voorbereiding openbare lezingen kon geven die een geïnteresseerd en waarderend gehoor vonden in India en later in Amerika, Duitsland en Italië, hoewel ik nooit openbare lezingen had gegeven voor ik in India aankwam.

In latere jaren schreef Hartmann geleerde boeken over metafysische onderwerpen; hij is vooral bekend door zijn Life of Paracelsus.119

Een van de functies van de raad van toezicht was om toe te zien op de activiteiten van twee werknemers – een echtpaar, Emma en Alexis Coulomb – die aan het hoofdkwartier van de TS woonden, eerst in Bombay en nu in Madras. Emma was de huishoudster en Alexis een bekwaam timmerman en manusje van alles. Voordat ze naar India kwamen, hadden ze een tijd in Sri Lanka gewoond, werden straatarm en deden een beroep op HPB om hulp. Ze kende Emma uit de tijd dat ze in Caïro verbleef, toen ze zelf in moeilijkheden verkeerde na de schipbreuk voor de kust van Griekenland. Omdat Mw. Coulomb, die toen Mej. Cutting heette, vriendschap met haar had gesloten, was het vanzelfsprekend dat HPB een wederdienst zou bewijzen.

In 1884, toen HPB en Olcott in Europa waren, heeft de raad van toezicht in Adyar het paar ontslagen wegens oneerlijk gedrag; een van de beschuldigingen was misbruik van de fondsen van de Society. Ziedend van woede zocht het paar onderdak bij de christelijke zendelingen in Madras. Na verloop van tijd kondigden de zendelingen aan dat de Coulombs hadden bekend dat ze HPB hadden geholpen met het voortbrengen van bedrieglijke verschijnselen. Mw. Coulomb verklaarde ook dat toen ze HPB in Caïro kende, ze had ontdekt dat ze een onzedelijke vrouw was. Maar toen ze in 1879 in Sri Lanka woonde, schreef Mw. Coulomb in antwoord op een aanval op HPB die in de kranten verscheen, deze vurige verdediging van haar in de Brits-Indische Ceylon Times (5 juni 1879):

Ik ken geen andere leden van de [Theosophical] Society dan Mw. Blavatsky. Ik heb deze dame de laatste acht jaar gekend en de waarheid gebiedt me te zeggen: er is niets op haar karakter aan te merken. Integendeel, we hebben in dezelfde stad gewoond en ze werd als een van de scherpzinnigste vrouwen van deze tijd beschouwd. Mw. B. is musicienne, schilderes, linguïste en schrijfster, en ik kan zeggen dat weinig dames en trouwens ook weinig heren een algemene kennis van zaken hebben zoals zij.120

Toen Blavatsky en Olcott voorbereidingen troffen voor hun reis naar Europa, dachten ze in de verste verte niet aan voorboden van problemen met de Coulombs. Ze verlieten India op 20 februari 1884, vergezeld door HPB’s bediende Babula en verschillende andere hindoes, waaronder Mohini. Ze vertrokken per boot uit Bombay en kwamen op 12 maart in Marseille aan.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 237-40

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag