HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

3 – Een veelbelovende ontmoeting

 

Toen Henry Steel Olcott op tweeënveertigjarige leeftijd HPB voor het eerst ontmoette, was hij een man met ruime ervaring. Hij werd in Orange, New Jersey, geboren in een puriteinse familie, ging een jaar naar een college in New York en werkte vervolgens twee jaar op een boerderij in Ohio, waarna hij naar New York terugkeerde om landbouwkunde te studeren. Toen hij begin twintig was, kreeg hij internationale erkenning voor zijn werk op de modelboerderij van de landbouwkunde in Newark, New Jersey. De Griekse regering bood hem de leerstoel aan voor landbouwkunde aan de universiteit van Athene, en de regering van de Verenigde Staten het directeurschap van de landbouw, maar hij gaf er de voorkeur aan onafhankelijk te werken. Olcott werd mederedacteur voor landbouw bij de New Yorkse Tribune.

Toen de burgeroorlog uitbrak, ging Olcott vrijwillig in het leger, diende eerst onder generaal Burnside in enkele veldtochten en werd vervolgens benoemd tot speciaal inspecteur om corruptie en omkoperij bij het ministerie van oorlog uit te roeien.* Dit leverde hem de rang van kolonel op. Toen hij één zaak had afgewikkeld, telegrafeerde Stanton, de minister van oorlog, hem:

*Olcott was vooral knap in het opsporen van fraude. Toen hij later het spiritisme onderzocht, was hij dus voldoende toegerust om kwakzalverij op te sporen, zoals we hierna zullen zien.
Sir Arthur Conan Doyle, schepper van de buitengewoon scherpzinnige Sherlock Holmes, bewonderde het werk van Olcott in zijn onderzoek van het spiritisme. Goede voorbeelden zijn te vinden in zijn People From the Other World, 106-119, 174-76. De Psychical Research Society schilderde Olcott echter af als een lichtgelovige getuige van de verschijnselen van HPB. (Dit is onjuist, hoewel zijn geheugen hem soms in de steek liet bij het optekenen van gebeurtenissen die jaren tevoren hadden plaatsgevonden.)

Ik feliciteer u hartelijk met het resultaat van de rechtszaak van vandaag. Deze is even belangrijk voor de regering als het winnen van een veldslag.

Olcott deed soortgelijk werk voor de marine. Toen later Lincoln werd doodgeschoten, was hij lid van een driemanschap dat de moordaanslag onderzocht.

Na de oorlog studeerde Olcott drie jaar lang rechten en werd in 1868 in New York toegelaten tot de orde van advocaten. Hij codificeerde de toepassing van de tot verwarring aanleiding gevende verzekeringswet en werd specialist op het gebied van douane-, belasting- en verzekeringskwesties, waarmee hij een uitgebreide en bloeiende praktijk opbouwde.20

Olcotts belangstelling voor spiritisme stamde uit de tijd dat hij op een boerderij in Ohio werkte, toen hij drie ooms bezocht die hartstochtelijke spiritisten waren.21 Henry was streng presbyteriaans opgevoed.

Over de omstandigheden die tot zijn ontmoeting met HPB leidden, schreef Olcott in Old Diary Leaves:

Op een dag in juli 1874 zat ik in mijn advocatenkantoor na te denken over een moeilijk geval waarvoor het gemeentebestuur van de stad New York mij in dienst had genomen, toen de gedachte in me opkwam dat ik jarenlang geen aandacht had besteed aan de spiritistische beweging. Ik weet niet door welke gedachteassociatie mijn denken overging van de technische constructie van watermeters tot het moderne spiritisme; hoe dan ook, ik ging naar een winkel om de hoek en kocht een exemplaar van de Banner of Light. Daarin las ik een verslag van bepaalde ongelooflijke verschijnselen, nl. het materialiseren van geestverschijningen, die zouden plaatsvinden in een boerderij in de gemeente Chittenden, in de staat Vermont, enkele honderden kilometers van New York verwijderd. Ik besefte onmiddellijk dat, als het waar was dat bezoekers overleden familieleden konden zien, zelfs aanraken en spreken, die een manier hadden gevonden om hun lichaam en kleding te reconstrueren, zodat ze tijdelijk een vaste vorm hadden en zichtbaar en tastbaar waren, dit het belangrijkste feit in de moderne natuurwetenschap zou zijn. Ik besloot erheen te gaan en zelf te kijken. Dat deed ik, ontdekte dat het verhaal waar was, bleef er drie of vier dagen en keerde daarna terug naar New York.

Ik stuurde een verslag van mijn bevindingen aan de New Yorkse Sun. Dit werd vrijwel over de hele wereld overgenomen, omdat de feiten zo belangrijk en interessant waren. De redacteur van de New Yorkse Daily Graphic stelde me toen voor om voor deze krant naar Chittenden terug te keren, samen met een tekenaar die onder mijn toezicht schetsen zou maken, en om deze zaak grondig te onderzoeken. Ik was zo in de zaak geïnteresseerd dat ik de nodige voorzieningen trof met betrekking tot kantoorafspraken. Op 17 september was ik terug op de ‘Eddy-boerderij’, zoals die werd genoemd naar de familie die haar bezat en bewoonde. Ik bleef, als ik het me goed herinner, ongeveer twaalf weken in dat geheimzinnige huis, omringd door geestverschijningen en ik beleefde dagelijks de meest uitzonderlijke dingen. Intussen verschenen mijn brieven over de ‘Eddy-spoken’ tweemaal per week in de Daily Graphic. Elk geïllustreerd met schetsjes van de spoken die de tekenaar Kappes en ikzelf werkelijk hadden gezien, evenals alle andere mensen – soms wel veertig – die in de seancekamer aanwezig waren.22

De gebroeders Eddy, William en Horatio, waren ongeschoolde boeren. De familie had een lange geschiedenis van mediumschap. Een bet-betovergrootmoeder werd als heks veroordeeld tijdens de rechtszaken van 1692 in Salem, Massachusetts. De seances van William betroffen veronderstelde materialisaties van de doden, terwijl die van Horatio van een andere aard waren. Er werd geen vergoeding gevraagd voor hun demonstraties, alleen voor het verschaffen van goedkope logies en maaltijden voor hun vele gasten.

De Globe, een krant uit het nabijgelegen Rutland, schreef:

Kolonel Henry S. Olcott, die in opdracht van de Daily Graphic de Eddy ‘manifestaties’ onderzoekt en verslag erover uitbrengt, heeft in het hele land de gemoederen in beroering gebracht. Vóór zijn eerste brief uit Rutland verscheen, was het onderwerp spiritisme in de wereldlijke pers zelfs niet genoemd sinds in Engeland de artikelen van Crookes waren verschenen en de brochure van Alfred Wallace in heel Europa opwinding had veroorzaakt. Nu bespreken de New Yorkse dagbladen het onderwerp in hoofdartikelen – ze hebben bijna allemaal verslaggevers naar Chittenden gestuurd en hun voorbeeld is nagevolgd door de kranten van Chicago, Hartford, Rochester, Albany en veel andere steden. Wat ook de waarheid over de Eddy-zaak is, het lijdt geen twijfel dat er grote opwinding heerst bij het publiek over de vraag of de geesten van de doden naar ons terugkeren of niet.23

Bij zijn terugkeer in New York was er zo’n vraag naar de artikelen van Olcott dat de Graphic werd verkocht voor een dollar per stuk; ook HPB betaalde dit voor haar exemplaar. Ze reisde met een Franse vrouw naar de Eddy-boerderij, arriveerde er op 14 oktober en bleef twee weken. Olcott vertelt:

Ik herinner me onze eerste kennismaking als de dag van gisteren; trouwens, ik heb de belangrijkste feiten beschreven in mijn boek (People from the Other World, blz. 293 e.v.).* Het was een zonnige dag en zelfs de sombere oude boerenhoeve zag er vrolijk uit. Ze ligt in een prachtig landschap, in een dal, omzoomd door grazige hellingen die overgaan in bergen die zelfs tot aan hun toppen met bladerrijke bosjes zijn bedekt.

*‘In People from the Other World’, zegt Olcott, ‘heb ik alle verschijnselen beschreven, en de maatregelen tegen bedrog die ik heb uitgedacht en toegepast’. ‘Het is moeilijk een voorzorgsmaatregel te bedenken die hij achterwege heeft gelaten’, merkte Conan Doyle op (History of Spiritualism, 1:255).

Het middageten bij de familie Eddy was om twaalf uur, en het was vanuit de toegangsdeur tot de kale en ongerieflijke eetkamer dat Kappes en ik HPB voor het eerst zagen. Ze was even voor twaalf uur aangekomen met een Frans-Canadese dame en ze zaten aan tafel toen we binnenkwamen. Mijn oog viel het eerst op een scharlakenrode Garibaldi-blouse die eerstgenoemde droeg, in scherp contrast met de saaie kleuren om ons heen. Haar haar was toen een dichte blonde ragebol tot net boven de schouders en stak uit zoals de vacht van een Cotswolder ooi; het was zacht als zijde en tot op de huid gekruld. Dit en de rode blouse trokken mijn aandacht voordat ik het beeld van haar gelaatstrekken in me opnam. Het was een gevuld Kalmuks gezicht dat door zijn indruk van kracht, verfijning en gezag even eigenaardig contrasteerde met de alledaagse gezichten in de kamer als haar rode gewaad.i.i.i. Terwijl ik even stilstond op de drempel, fluisterde ik tegen Kappes, ‘Goeie genade! Kijk eens naar die vreemde vogel.’ Ik liep regelrecht naar de andere kant en ging tegenover haar zitten om me over te geven aan mijn voorliefde om mensen te bestuderen. De twee dames voerden een gesprek in het Frans.i.i.i.

Toen het middagmaal voorbij was, ging het tweetal naar buiten en rolde Mw. Blavatsky een sigaret. . . . Ik zei ‘Permettez moi, madame’, en gaf haar een vuurtje voor haar sigaret; onze kennismaking begon in rook, maar groeide uit tot een groot en blijvend vuur. . . . Omdat ik mijn opmerking in het Frans had gemaakt, raakten we direct in die taal in gesprek. . . . Al wandelend sprak ik met mijn nieuwe kennis over de Eddy-verschijnselen en die uit andere landen. Ik ontdekte dat ze veel had gereisd, veel occulte dingen had gezien en adepten in occulte wetenschappen had gesproken, maar aanvankelijk gaf ze me geen enkele aanwijzing over het bestaan van de wijzen uit de Himalaya of over haar eigen vermogens. Ze sprak over de materialistische tendens in het Amerikaanse spiritisme, dat een soort zwelgpartij in verschijnselen was en betrekkelijk onverschillig stond tegenover de filosofie.24

In People from the Other World, dat kort daarna werd geschreven, voegt Olcott eraan toe:

Geleidelijk ontdekte ik dat deze dame, die door haar schitterende prestaties, uitstekende karaktereigenschappen en hoge maatschappelijke positie recht had op het grootste respect, een van de opmerkelijkste mediums in de wereld is. Tegelijkertijd verschilt haar mediumschap volkomen van dat van alle andere mensen die ik ooit heb ontmoet; want in plaats van door de geesten te worden beheerst en te doen wat zij willen, schijnt ze hen te kunnen dwingen haar te gehoorzamen. Wat het geheim is waardoor deze kracht is verkregen, weet ik niet, maar van het feit dat ze die bezit, heb ik te veel bewijzen om dit in twijfel te trekken.25

Later ontdekte hij dat deze kracht een bewust middelaarschap was en geen passief mediumschap. De eerste aanwijzing hiervoor was dat de manifestaties van Will Eddy radicaal veranderden als zij aanwezig was. Nog een citaat uit Old Diary Leaves:

Tot HPB op het toneel verscheen, waren de figuren die zich hadden vertoond ofwel indianen, Amerikanen of Europeanen. . . . Maar op de eerste avond van haar verblijf verschenen er spoken van andere nationaliteiten. Er was een jonge Georgische knecht uit de Kaukasus; een mohammedaanse koopman uit Tiflis; een Russisch boerenmeisje en anderen. Op een avond verschenen er een Koerdische ruiter gewapend met kromzwaard, pistolen en een lans . . . en een Europese heer die het kruis en het ordeteken van de Heilige Anna droeg, die Mw. Blavatsky herkende als haar oom.26

De komst van zulke figuren in de seancekamer van die arme, bijna ongeletterde Vermontse boeren, die noch het geld hadden om theaterrekwisieten te kopen, noch de ervaring om deze te gebruiken als ze die hadden, en evenmin de ruimte om er gebruik van te maken, was voor iedere ooggetuige een overtuigend bewijs dat de geestverschijningen echt waren. . . .*

*De verschijningen werden voor de Graphic in detail geschetst door de tekenaar Kappes en komen voor in People from the Other World. Het boek is in een mooie uitgave verkrijgbaar bij een uitgever in Rutland, Vermont: Charles E. Tuttle Co. (1972).

Pas veel later vernam ik dat zij ze had opgeroepen met behulp van haar eigen ontwikkelde en meesterlijke kracht. Ze bevestigt dit feit zelfs in een aantekening in ons T.S. Scrapbook, Deel 1, toegevoegd aan een knipsel uit de [Londense] Spiritualist van januari 1875.27

Het knipsel was een artikel van Benjamin Coleman, ‘Gematerialiseerde geestvormen’, waarin het volgende betrekking heeft op HPB: ‘De aanwezigheid van de gravin bij verschillende van de Eddy-seances leidde tot de meest verbazingwekkende manifestaties, waaronder het verschijnen van een aantal geesten van personen die ze in het buitenland had gekend.’ HPB voegde met inkt eraan toe: ‘Ja, want ik heb ze zelf opgeroepen.’28

Olcott vertelt dat HPB terwijl ze op de Eddy-hoeve was, ‘haar best deed argwaan bij me te wekken over de waarde van William Eddy’s verschijnselen als bewijs voor de intelligente beheersing van een medium door geesten, en ze zei me dat, als ze echt waren, ze het dubbel van het medium moeten zijn dat uit zijn lichaam ontsnapte en zich hulde in andere verschijningsvormen [onbewust geprojecteerd door de aanwezigen die hun dierbaren wilden zien]; maar ik geloofde haar niet. Ik beweerde dat de vormen een te grote verscheidenheid in lengte, omvang en voorkomen hadden om vermommingen van William Eddy te kunnen zijn; ze moesten zijn wat ze schenen, namelijk de geesten van de doden. Onze discussies waren soms nogal verhit, want in die tijd had ik me niet voldoende verdiept in de kwestie van de plastische aard van het menselijk dubbel om de kracht van haar aanwijzingen in te zien, terwijl ik van de oosterse theorie over maya niet de minste notie had.’29

HPB merkt op: ‘zelfs de gematerialiseerde vorm van mijn oom op de Eddy-hoeve was [een] gedachtebeeld; ik was het die het uit mijn eigen geest uitzond, omdat ik was gekomen om te experimenteren zonder dit aan iemand te vertellen. Het was zoiets als een leeg omhulsel van mijn oom dat ik over het [geprojecteerde] astrale lichaam van het medium scheen te werpen. Ik heb het proces gezien en gevolgd, ik wist dat Will Eddy een echt medium was en de verschijnselen zo echt waren als maar mogelijk was. Daarom heb ik hem in de kranten verdedigd toen er moeilijke dagen voor hem aanbraken.’30

Een van haar experimenten slaagde maar al te goed: ‘Ik heb in hun midden de vorm opgeroepen van iemand die ik toen dood waande, maar die naar nu blijkt tot vorig jaar springlevend was: namelijk, ‘Michalko’, mijn Georgische bediende! Hij woont nu bij een ver familielid in Kutasis [Kutais], zoals mijn zuster me twee maanden geleden in Parijs meedeelde. Men had zijn overlijden bericht en ik dacht dat hij dood was, maar hij was in het ziekenhuis hersteld. Dit wat betreft ‘geesten-identificatie’.’31

Helaas is de verklaring die van de materialisatie van de doden wordt gegeven blijkbaar niet van toepassing op sommige gevallen. Hier komt het griezelige aspect van spiritisme naar voren. Dit gebeurt als door de gedachten van de aanwezigen de uiteenvallende astrale resten van de overledenen tot het medium worden aangetrokken; die resten worden afgeworpen door de ziel als deze in de tijd tussen twee levens naar hogere bewustzijnstoestanden opstijgt. HPB schrijft hierover aan haar zuster:

Hoe meer ik van mediums te zien krijg – want de Verenigde Staten zijn een ware kweekplaats, het meest vruchtbare broeinest voor mediums en sensitieven van allerlei soort, echte en kunstmatige – des te meer zie ik het gevaar dat de mensheid omringt. . . . Weet je nog, Vera, hoe ik voor jou in Roegodevo experimenten deed, hoe vaak ik de geesten zag van personen die in het huis hadden gewoond, en die ik voor jou beschreef, want jij kon ze helemaal niet zien. . . . Welnu, zo was het ook dag en nacht in Vermont. Ik zag en keek naar deze zielloze schepsels, de schimmen van hun aardse lichaam, waaruit in de meeste gevallen ziel en geest langgeleden waren ontsnapt, maar die welig tierden en hun halfstoffelijke schaduwen in stand hielden, [door zich te voeden met de levensenergieën] van de honderden bezoekers die kwamen en gingen, en ook van de mediums. . . .

Het was afgrijselijk het proces gade te slaan! Het maakte me vaak misselijk en duizelig, maar ik moest ernaar kijken en het beste wat ik kon doen was de weerzinwekkende schepsels op afstand houden. Maar om dan te zien hoe deze schimmen door de spiritisten werden verwelkomd! Ze huilden en verheugden zich rond het medium, gehuld in deze lege gematerialiseerde schaduwen. . . . [Het] deed mijn hart voor hen bloeden. ‘Als ze eens konden zien wat ik zie’, wenste ik vaak. Als ze eens wisten dat deze schimmen van mannen en vrouwen geheel bestaan uit aardse hartstochten, ondeugden en wereldlijke gedachten van het overblijfsel van de persoonlijkheid die eens was; want het zijn niets anders dan de waardeloze resten die de bevrijde ziel en geest niet konden volgen en die achterblijven voor een tweede dood in de aardse atmosfeer,* die door een middelmatig medium en het publiek kunnen worden gezien.32

*Prof. Huston Smith merkt op dat verslagen van mediums ‘met veel achterdocht moeten worden benaderd, want de betreffende ‘geleigeesten’ zijn geen volledige zielen of zelfs volledige denkvermogens; ze bestaan voornamelijk uit ‘psychische resten’ die het denkvermogen achterlaat als het door het psychische gebied trekt’ (Forgotten Truth, 72-73).

Dit is de reden, zegt HPB elders, dat de hindoes en boeddhisten sinds de oudheid hebben gewaarschuwd tegen de afschuwelijke invloeden die optreden bij communicatie met de doden.33

Tegenover deze ‘lagere orde van manifestaties . . . en de alledaagsheden en gewone taal van mediums zijn er’, merkt HPB op, ‘werkelijk verbazingwekkende verschijnselen van een hogere orde, waarin blijk wordt gegeven van onmiskenbare intelligentie en kennis’. Deze zijn volgens haar toe te schrijven aan de werking van het innerlijke of hogere zelf van het medium.34 In andere gevallen kan een gevorderde ziel een zuiver kanaal gebruiken om een of ander heilzaam doel te bereiken. Een voorbeeld is misschien de eerder vermelde ervaring van Abraham Lincoln met het medium.

Eén fundamentele reden waarom theosofen niet de gedachte aanmoedigen dat de doden communiceren met de levenden, is dat zo’n voortdurende betrokkenheid van de doden met onze wereld, met al zijn ellende en wreedheden, het leven na de dood tot een hel zou maken, niet tot een hemel. Tussen twee levens heeft de ziel rust en spirituele verkwikking nodig.35 Dit betekent echter niet dat we van onze dierbare overledenen zijn afgesneden. In De Sleutel tot de Theosofie schrijft Blavatsky:

Wij zijn mét hen die we in lichamelijke vorm hebben verloren, en staan nu heel veel dichter bij hen dan toen ze in leven waren. . . . Want zuivere goddelijke liefde is niet alleen de bloesem van het menselijk hart, maar heeft haar wortels in de eeuwigheid. . . . Liefde die verder reikt dan het graf, al noemt u dat misschien een illusie, heeft een magische en goddelijke kracht die terugwerkt op de levenden. . . . Die zal zich in hun dromen manifesteren, en vaak bij verschillende gebeurtenissen – als ze op voorzienige wijze worden beschermd of aan gevaren ontkomen, want liefde is een sterk schild en wordt niet door ruimte of tijd beperkt. Vroeg of laat zal karma al degenen die zo’n spirituele liefde voor elkaar koesterden, opnieuw in dezelfde familiegroep doen incarneren.36

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 122-8

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag