Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Spirituele werkelijkheid en door het denkvermogen voortgebrachte illusie

‘IJdelheid der ijdelheden; alles is ijdelheid’, zegt Prediker. Het Hebreeuwse woord dat hier is vertaald met ‘ijdelheid’ is hebel*, dat in het algemeen overeenkomt met het Sanskrietwoord maya. Dit toont aan dat de leer over illusie niet uitsluitend van de hindoes is, maar deel uitmaakt van het gemeenschappelijke filosofische en religieuze erfgoed van de mensheid.

*Dit is ook de naam van een van de ‘zonen’ van Adam, namelijk Abel, de vrouwelijke ‘broer’ van Kaïn. Hebel of habel betekent niet-duurzaam zijn, geleidelijk verdwijnen; dus alles wat niet-blijvend, illusoir, is.

Zoals H.P. Blavatsky in een van haar brieven zegt: ‘We zijn in één opzicht allemaal een maya; maar in onze eigen ogen zijn we werkelijkheden in ruimte en tijd en zolang die duurt op ons gebied.’* Dit is een diepe waarheid omdat maya zeer echt lijkt voor maya; en hoewel we in onze diepste essentie goddelijk zijn en dus onlosmakelijke delen van de kosmische Werkelijkheid, zijn we in onze gemanifesteerde persoonlijkheden duidelijk mayavisch, omdat we niet-blijvend en vergankelijk zijn en omdat we onvolmaakt zijn. Hierin ligt niet alleen de sleutel tot een juist inzicht in hoe maya ons beïnvloedt, maar ook hoe we het pad kunnen vinden waarlangs we ons van maya kunnen bevrijden om zo één te worden met de Werkelijkheid en de Waarheid kunnen ‘zien’.

*The Letters of H.P. Blavatsky to A.P. Sinnett, blz. 253.

De god in ons, de onsterfelijke monadische vonk van de vurige kosmische essentie van de uiteindelijke Werkelijkheid, is de bron van onze hele waarheid en werkelijkheid. Hoe meer we deze worden en haar verheven wijsheid en kracht in ons leven manifesteren, des te dichter naderen we haar Werkelijkheid. Op deze manier bevrijden we ons stap voor stap van de magische betovering van de illusie waarin we leven, en die ons beïnvloedt omdat onze omhulsels van bewustzijn – onze verschillende ‘persoonlijkheden’ – onvolmaakt zijn.

De geheime leer (1:175) zegt terecht:

. . . volgens onze leer, die dit heelal van verschijnselen als een grote illusie beschouwt, nadert een lichaam meer tot de werkelijkheid naargelang het zich dichter bij de onbekende substantie bevindt, omdat het dan verder afstaat van deze wereld van maya.

De oorzaak van het menselijk lijden ligt dus niet in maya zelf, maar in onze eigen onvolmaaktheden en in de vaak doelbewust verkeerde keuzen, die ons steeds dieper doen wegzinken in de woelige golven van de bedrieglijke oceaan van het gemanifesteerde bestaan. Ons eigenzinnig vasthouden aan verkeerde gedachten en gevoelens, onze instinctieve begeerten en gehechtheid aan zintuiglijk waarneembare dingen en ook onze nog niet volledig ontwikkelde intelligentie, verhinderen ons uit deze golven van illusie op te stijgen naar het heldere en eeuwige zonlicht van de atmosfeer van de god in ons.

We staan onder invloed van veel soorten maya: ‘U lijdt door uzelf. Niets anders dwingt’, zegt Sir Edwin Arnold in zijn prachtige gedicht Het Licht van Azië. We staan onder invloed van maya op het mentale en psychische gebied en hebben onze goddelijke oorsprong vergeten. Ons streven is in hoge mate op het stoffelijke gericht, omdat we in beslag worden genomen door de illusies van het lichamelijk bestaan, waarbij ons verstandelijk denken misschien wel het beste voorbeeld van menselijke maya is en dus de grootste boosdoener in ons.

We kunnen ons van maya in al zijn vele vormen bevrijden door er voortdurend naar te streven de atmische, buddhische en hogere manasische vermogens in ons te ontwikkelen, langzaam op te stijgen naar deze hogere gebieden van onze constitutie en daarin en daarop te leven, wat mogelijk is zelfs terwijl we belichaamd zijn. De eerste stap is om in elk deel van ons wezen ervan overtuigd te zijn dat ‘het hart of de kern van ieder van ons een straal is van de onbegrensde Werkelijkheid. HPB schreef in dit verband:

. . . de mijnwerker weet hoe het goud eruit zal zien als het aan het kwarts zal zijn onttrokken, terwijl de gewone sterveling zich geen idee kan vormen van de werkelijkheid van dingen los van de maya die deze versluiert, en waarin ze zijn verborgen. Alleen de ingewijde, die beschikt over de kennis die door talloze generaties van zijn voorgangers is verkregen, richt het ‘oog van de dangma’ op de essentie van dingen, waarop maya geen enkele invloed kan hebben.*

*De geheime leer, 1:75-6.

Dit oog van Dangma, zoals de Tibetanen het oog van Siva noemen, is slechts een ander woord voor het innerlijke, spirituele orgaan van waarneming van de boeddha in ons of, zoals de mystieke christenen het zouden formuleren, van de immanente christos. Wanneer een edel mens door vele levens van bewust streven naar de god in hem, één is geworden met de christos of boeddha in hem, wordt hij zelf de belichaming van deze boeddha of christos.

Het enige verschil – maar wel een heel belangrijk en veredelend verschil – tussen een boeddha en een gewoon mens is dat een boeddha zich zelfbewust heeft verenigd met en in feite de belichaming is geworden van de dhyani-boeddha in hem, ofwel het buddhi-manas van zijn eigen constitutie. Wanneer deze vereniging van de ingewijde met het atman-buddhi-manas, of de spirituele monade, min of meer volledig is, dan functioneert het oog van Dangma met betrekkelijk volle kracht en glorie, en zo iemand, die dan inderdaad een boeddha of een christos is, heeft bijna volledige kennis en macht over alle wezens en dingen van de hiërarchie waartoe hij behoort.

In eeuwen ver in de toekomst, aan het einde van de zevende ronde van onze tegenwoordige planeetketen, zullen allen die er dan in zijn geslaagd het doel te bereiken, dhyani-chohans zijn geworden. Natuurlijk is dit hoogtepunt van menselijke grootsheid aan het einde van de zevende ronde niet het einde van alle evolutie die voor menselijke monaden mogelijk is, want toekomstige eeuwen zullen de evoluerende monaden naar nog grotere spirituele en verstandelijke hoogten voeren. Zelfs dan zal er maya zijn, maar maya op een veel spiritueler gebied, dat ook weer zal worden overstegen als de monaden hoger en hoger klimmen op hun eeuwige pelgrimstocht. De verschillende zeeën van maya, die ieder uit een reeks kosmische gebieden bestaan, zullen dus de een na de ander worden overgestoken op de eindeloze reis naar die steeds onbereikbare Werkelijkheid die wij parabrahman noemen.

Om nog eens De geheime leer (1:708-9) te citeren:

In de oude symboliek werd altijd verondersteld dat de zon (hoewel de spirituele en niet de zichtbare zon werd bedoeld) de voornaamste verlossers en avatara’s uitzond. Vandaar de verbindende schakel tussen de boeddha’s, de avatara’s en zoveel andere incarnaties van de hoogste zeven. Hoe dichter de sterveling, van wie de persoonlijkheid door zijn eigen persoonlijke godheid (het zevende beginsel) als aardse verblijfplaats was gekozen, zijn oervorm ‘in de hemel’ benaderde, hoe beter. Want bij elke wilsinspanning tot zuivering en tot vereniging met die ‘zelf-god’, breekt een van de lagere stralen en komt de spirituele entiteit van de mens steeds hoger, aangetrokken tot de straal die de lagere stralen tenietdoet, totdat de innerlijke mens, van straal tot straal gaande, in de ene en hoogste straal van de ouder-zon wordt getrokken . . . de afzonderlijke eenheden van die mensheid komen allemaal voort uit dezelfde bron – de centrale zon en zijn schaduw, de zichtbare zon.

De wereld van illusie waarin we leven, is in feite een zeer ingewikkeld en schitterend gevormd netwerk van natuurlijke bekoring, een netwerk dat is geweven door menigten evoluerende entiteiten om ons heen, en waardoor we worden misleid, omdat ons eigen onvolmaakt ontwikkeld verstand de beelden die het ziet verkeerd interpreteert. Het is maya, uiterlijk en innerlijk. De natuur is in haar gedifferentieerde en gemanifesteerde aspecten als het ware een reusachtig fata morgana, samengesteld uit ontelbare kleinere en toch vergelijkbare droombeelden; niettemin is er Werkelijkheid in het hart van dit altijd actieve netwerk van illusie, waaraan voortdurend wordt geweven en dat dus steeds nieuwe aspecten van de illusie te zien geeft. Zoals er Werkelijkheid is in de kern van iedere individuele eenheid van de ontelbare menigten monaden, die zich in onvoorstelbare aantallen combineren en samenwerken om deze betoverende droombeelden te maken, evenzo bevindt het essentieel Werkelijke zich in het hart van ieder van ons. Het is daarom niet alleen onze plicht, maar ook de eerste stap op het pad naar de Werkelijkheid om ons denken dat afdwaalt en illusies schept, standvastig te richten op het licht in ons, en geleidelijk met het verstrijken van de eeuwen dit licht tot de leid-ster in ons leven te maken.


Bron van het occultisme, blz. 115-8

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag