H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

Graaf Saint-Germain

[‘Count Saint Germain’, The Theosophist, mei 1881, blz. 168-70; CW 3:125-9]

Graaf Saint-Germain 1710(?) – 1784(?)

Met lange tussenpozen zijn er in Europa bepaalde figuren verschenen die met hun uitzonderlijke verstandelijke gaven, schitterende conversatie en mysterieuze levenswijze de publieke opinie hebben geschokt en verbijsterd. Het artikel dat hier wordt geciteerd uit All the Year Round,1 vertelt over één van deze mensen – graaf Saint-Germain. In Hargrave Jennings’ eigenaardige boek, The Rosicrucians, wordt een andere beschreven, een zekere Signor Gualdi, die eens het onderwerp van gesprek in de hogere kringen van Venetië was. Een derde was de historische figuur die bekendstond als Alessandro Cagliostro, wiens naam door een vervalste katholieke biografie synoniem is geworden voor schandelijk gedrag. We zijn niet van plan deze drie personen hier met elkaar of met gewone mensen te vergelijken. We nemen het artikel van onze Londense collega over om een hele andere reden. We willen laten zien hoe iemands persoonlijke karakter laaghartig wordt belasterd zonder dat daarvoor enige aanleiding is, tenzij het feit dat iemand helderder van geest is en beter op de hoogte is van de geheimen van de natuurwetten, kan worden opgevat als voldoende provocatie om de pen van de lasteraar en de tong van de roddelaar in beweging te brengen. Laat de lezer aandacht schenken aan het volgende:

1. Deel 14, 5 juni 1875, blz. 228-34. Dit tijdschrift werd geredigeerd door Charles Dickens.

Over graaf Saint-Germain zegt de schrijver in All the Year Round:

Men veronderstelt dat deze bekende avonturier van geboorte een Hongaar is, maar het eerste deel van zijn leven werd door hemzelf zorgvuldig in nevelen gehuld. Zijn persoon en ook zijn titel wekten nieuwsgierigheid. Zijn leeftijd was onbekend en zijn afkomst was evenzeer duister. Het eerste spoor van hem vangen we op in Parijs, 125 jaar geleden, toen hij het hof en de stad met zijn roem vervulde. Het verbaasde Parijs zag een man – schijnbaar van middelbare leeftijd – die in pracht en praal leefde, die naar diners ging, waar hij niets at, maar voortdurend op heel briljante wijze over elk denkbaar onderwerp sprak. Zijn toon was misschien al te beslist – de toon van iemand die volkomen weet waarover hij spreekt. Hij was geleerd, sprak elke beschaafde taal bewonderenswaardig goed, hij was een groot musicus, een uitstekende scheikundige, en speelde de rol van een wonderkind, en deed dat op volmaakte wijze. Hij beschikte over een uitzonderlijk zelfvertrouwen, of was volkomen schaamteloos, en vertelde niet alleen op meesterlijke wijze hoe de zaken in deze tijd in elkaar steken, maar sprak zonder aarzeling over gebeurtenissen die 200 jaar oud waren. Zijn anecdotes over voorvallen van lang geleden werden zeer gedetailleerd verteld. Hij sprak over taferelen aan het hof van Frans I alsof hij ze gezien had, waarbij hij het uiterlijk van de koning precies beschreef, zijn stem, manieren en taal imiteerde, en in elk opzicht de indruk wekte alsof hij er ooggetuige van was geweest. Op eenzelfde manier onderhield hij zijn toehoorders met aardige verhalen over Lodewijk XIV, en trakteerde ze op levendige beschrijvingen van plaatsen en personen. Terwijl hij niet met zoveel woorden zei dat hij werkelijk bij deze gebeurtenissen aanwezig was, slaagde hij met zijn sterk beeldende vermogen er toch in die indruk te vestigen. Het was zijn bedoeling verbazing te wekken, en hij slaagde daarin volkomen. Wilde verhalen deden over hem de ronde. Men vertelde dat hij 300 jaar oud was, en dat hij zijn leven had verlengd door gebruik te maken van een beroemd elixer.

Parijs raakte helemaal opgewonden over hem. Voortdurend werd hij ondervraagd over zijn geheim om lang te kunnen leven, maar hij was heel handig in zijn antwoorden, ontkende alle macht om oude mensen weer jong te maken, maar verzekerde kalm dat hij het geheim bezat om het verval van het menselijk lichaam tegen te gaan. Hij verklaarde dat een bepaald dieet samen met zijn wonderbaarlijke elixer, het ware geheim van een lang leven was, en hij weigerde beslist enig ander voedsel te gebruiken dan wat speciaal voor hem bereid was – havermout, gort en het witte vlees van kuikens. Bij bijzondere gelegenheden dronk hij een beetje wijn, bleef op zolang iemand naar hem wilde luisteren, maar nam bijzondere voorzorgsmaatregelen tegen de kou. Aan dames gaf hij mysterieuze cosmetica, om hun schoonheid ongeschonden te bewaren; met mannen sprak hij openlijk over zijn methode om metalen om te zetten, en over een bepaald proces om een dozijn kleine diamanten tot één grote steen om te smelten. Deze verbazingwekkende beweringen werd kracht bijgezet door het bezit van schijnbaar onbegrensde rijkdom en een collectie juwelen van zeldzame grootte en schoonheid.

Van tijd tot tijd verscheen dit vreemde wezen in verschillende hoofdsteden van Europa onder verschillende namen: markies Montferrat; graaf Bellamarre in Venetië; chevalier Schöning in Pisa: chevalier Weldon in Milaan; graaf Soltikov in Genua: graaf Tzarogy in Schwalbach, en ten slotte graaf Saint-Germain in Parijs; maar na de catastrofe in Den Haag schijnt hij niet meer zo rijk te zijn geweest als tevoren, en soms leek het of hij zijn fortuin zoekt.

In Tournai wordt hij ‘geïnterviewd’ door de vermaarde chevalier Seingalt, die hem in een Armeens gewaad en een puntmuts aantreft, met een lange baard die tot het middel reikt en een ivoren staf in de hand – de volledige outfit van een dodenbezweerder. Saint-Germain is omringd door talloze flessen, en is bezig een productieproces van hoeden op basis van scheikundige beginselen te ontwikkelen. Als Seingalt ziek is, biedt de graaf aan hem gratis te genezen en een elixer toe te dienen dat ether schijnt te zijn geweest; maar Seingalt weigert met vele beleefdheidsbetuigingen. Het is het toneel van twee auguren. Omdat hem niet wordt toegestaan als arts op te treden, besluit Saint-Germain zijn vermogens van een alchemist te demonstreren; hij neemt een muntstuk van twaalf stuivers van de andere augur, plaatst het op het roodgloeiende houtskool en gebruikt zijn blaaspijp. Het geldstuk smelt en wordt daarna afgekoeld. ‘Neem nu uw geldstuk terug’, zegt Saint-Germain. ‘Maar het is goud.’ ‘Van het zuiverste gehalte.’ De tweede augur gelooft niet in de omzetting en beschouwt de hele handeling als een truc; maar hij steekt het geldstuk niettemin in zijn zak, en schenkt het ten slotte aan de beroemde maarschalk Keith, toen bestuurder van Neuchâtel.

Dan duikt Saint-Germain opnieuw op in St. Petersburg, Dresden en Milaan, bezig met het verven van stoffen en andere productieplannen. Eens kwam hij in moeilijkheden en werd in een stadje in de gemeente Piedmont gearresteerd omdat een wissel werd geweigerd; maar hij bracht juwelen ter waarde van 100.000 kronen tevoorschijn, betaalde direct en maakte de bestuurder van de stad uit voor zakkenroller en werd met de eerbiedigste verontschuldigingen vrijgelaten.

Er bestaat heel weinig twijfel over dat hij tijdens een van zijn verblijven in Rusland een belangrijke rol speelde in de revolutie die Catharina II op de troon bracht. Ter ondersteuning van deze opvatting vermeldt baron Gleichen de bijzondere aandacht die in Leghorn in 1770 door graaf Alexis Orlov aan Saint-Germain werd besteed, en een opmerking die vorst Gregorius Orlov tegen de markgraaf van Anspach maakte tijdens zijn oponthoud in Nürnberg.

Wie was hij per slot van rekening? – de zoon van een Portugese koning, of van een Portugese jood? Of vertelde hij op hoge leeftijd de waarheid aan zijn beschermer en enthousiaste bewonderaar, vorst Karel van Hessen-Kassel? Volgens het verhaal dat zijn laatstgenoemde vriend vertelde, was hij de zoon van vorst Rákóczi van Transsylvanië en zijn eerste vrouw, een Thököly. Als jong kind werd hij onder de bescherming van de laatste van de Medici geplaatst. Toen hij opgroeide en hoorde dat zijn beide broers, zonen van prinses Hessen-Rheinfels-Rotenburg, de namen hadden gekregen van St. Karel en St. Elizabeth, besloot hij de naam Sanctus Germanus (heilige broeder) aan te nemen. Wat was de waarheid? Één ding staat vast, namelijk dat hij een protégé was van de laatste van de Medici. Vorst Karel, die zijn dood in 1783 schijnt te hebben betreurd, vertelt ons heel oprecht dat hij ziek werd tijdens zijn experimenten met kleurstoffen in Eckernförde, en kort daarna stierf, ondanks de talloze medicamenten die in zijn eigen privé-apotheek waren bereid. Frederik de Grote, die, ondanks zijn scepsis, een uitzonderlijke belangstelling voor astrologen toonde, zei over hem: ‘Dit is een mens die niet sterft.’ Mirabeau voegt er kort en bondig aan toe: ‘Hij was altijd een zorgeloze man, en ten slotte vergat hij, anders dan zijn voorgangers, niet te sterven.’

En nu vragen we, waar wordt hierin ook maar het geringste bewijs geleverd dat Saint-Germain een ‘avonturier’ was, dat het zijn bedoeling was ‘de rol te spelen van een wonderkind’, of dat hij geld probeerde te verdienen door mensen te bedriegen. Er is geen enkele aanwijzing dat hij iets anders was dan hij scheen te zijn, namelijk een gentleman met schitterende talenten en grote kennis, die over ruime middelen beschikte om eerlijk zijn positie in de maatschappij te handhaven. Hij beweerde te weten hoe je kleine diamanten kan samensmelten tot grote, en hoe metalen kunnen worden omgezet, en zette zijn beweringen kracht bij ‘door het bezit van schijnbaar onbegrensde rijkdom en een collectie juwelen van zeldzame grootte en schoonheid’. Lijken ‘avonturiers’ hierop? Genieten charlatans vele jaren lang het vertrouwen en de bewondering van de knapste staatslieden en edellieden van Europa, en blijkt zelfs bij hun dood dat ze zich in geen enkel opzicht onwaardig hebben gedragen? Sommige encyclopedisten zeggen: ‘Men denkt dat hij het grootste deel van zijn leven werkte als spion voor de hoven waar hij verbleef!’1

1. The New American Cyclopaedia, artikel ‘Saint Germain’, deel 14, blz. 266.

Maar op welk bewijs wordt deze veronderstelling gebaseerd? Heeft iemand het gevonden in een van de staatspapieren in de geheime archieven van een van deze hoven? Geen woord, geen spoor van bewijs waarop deze gemene laster is gebaseerd, is ooit gevonden. Het is eenvoudig een kwaadaardige leugen. De manier waarop de nagedachtenis van deze grote man, deze leerling van Indiase en Egyptische hiërofanten, deze meester in de geheime wijsheid van het Oosten, door westerse schrijvers is behandeld, is een smet op de menselijke natuur. En zo heeft de domme wereld gehandeld tegenover ieder ander persoon die, zoals Saint-Germain, haar weer heeft opgezocht na een lange afzondering die aan studie was gewijd, met zijn grote voorraad verzamelde esoterische wijsheid, in de hoop haar te verbeteren en wijzer en gelukkiger te maken.

Er is nog een punt waarop moet worden gewezen. Het bovenstaande verslag geeft geen details over de laatste uren van de mysterieuze graaf of over zijn begrafenis. Is het niet absurd te veronderstellen dat hij, indien hij werkelijk op de aangegeven tijd en plaats stierf, zou zijn begraven zonder de praal en ceremonie, het officiële toezicht en de registratie van de politie, die de begrafenissen van mensen van zijn rang en bekendheid vergezellen? Waar zijn deze gegevens? Hij verdween meer dan een eeuw geleden uit het openbare leven, maar geen verslag maakt er melding van. Iemand, die zo in het volle licht van de openbaarheid leefde, kon niet zijn verdwenen – als hij daar toen werkelijk was gestorven – en geen spoor hebben achtergelaten. Bovendien staat tegenover dit negatieve het positieve bewijs dat hij enkele jaren na 1784 nog in leven zou zijn. Men zegt dat hij in 1785 of 1786 een heel belangrijke persoonlijke bespreking met de keizerin van Rusland heeft gehad, en dat hij aan prinses Lamballe is verschenen toen ze voor de rechtbank stond, enkele ogenblikken vóór ze met een kogel werd gedood en een slagersjongen haar hoofd afsneed; en aan Jeanne du Barry, de maîtresse van Lodewijk XV, toen ze in de dagen van de Terreur in 1793 op het schavot in Parijs de klap van de guillotine afwachtte. Een gerespecteerd lid van onze Society dat in Rusland woont, bezit enkele heel belangrijke documenten over graaf Saint-Germain, en het is te hopen dat voor de rehabilitatie van de nagedachtenis van een van de grootste figuren uit de moderne tijd de reeds lang ontbeerde, maar ontbrekende schakels in de keten van zijn veelbewogen geschiedenis snel door middel van dit tijdschrift aan de wereld kunnen worden gegeven.

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 368-73

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag