Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Is het juist om mensen te hypnotiseren?

Mij is vaak de vraag gesteld, ‘Achten theosofen het ooit juist om mensen op een of andere manier te hypnotiseren?’ Om deze belangrijke vraag te beantwoorden moet ik er eerst op wijzen dat vanuit theosofisch standpunt de zogenaamde moderne ‘psychologen’ helemaal geen echte psychologen zijn, want ware psychologie betekent de wetenschap van de gehele onzichtbare tussennatuur van de mens, gewoonlijk de ziel genoemd, die onder dat hoofd alle verschijnselen omvat die zowel normale als abnormale mensen te zien geven of tot uitdrukking brengen. De moderne psychologie is feitelijk een soort psychologische fysiologie en moderne psychologen zijn eenvoudig fysiologen die een studie maken van het menselijke bewustzijn vanuit een min of meer zuiver fysiologisch standpunt en sluiten daarom negentig procent of meer van het hele terrein van het menselijke bewustzijn uit.

Het woord ‘hypnose’ betekent slaap. Het is echter geen echte menselijke slaap maar een soort trancetoestand; en in deze trance- of hypnosetoestand kan een mens bewegen, de ogen openen, rondlopen, gewoonlijk met een geesteloze, lege en vaak dwaze uitdrukking op het gezicht, zoals iemand die droomt, maar met ogen die niet zien en toch verkeerd zien en met oren die niet horen en toch in zekere zin wel horen. Strikt gesproken is hypnose een vorm van trance. Iemand die is gehypnotiseerd is voor negentig procent of meer verstandelijk onbewust van wat er om hem heen gebeurt. Hij is fysiek in trance en tot bepaalde hoogte mentaal niet bewust op dit gebied. Bovendien kan iemand zichzelf in deze toestand brengen. Het leidt niet tot iets goeds en vaak zijn de gevolgen beslist schadelijk voor de lichamelijke en mentale gezondheid en stabiliteit, maar het is mogelijk.

Dit is niets anders dan hypnose. Maar onder dit ene populaire woord ‘hypnose’ worden ten onrechte andere dingen ondergebracht die ervan gescheiden zouden moeten blijven als we een zorgvuldig onderscheid willen maken en ze wetenschappelijk willen bestuderen: fascinatie, suggestie, waaronder autosuggestie, mentaal magnetisme, de verschillende vormen van psychische aantrekking en afstoting, enz. Hypnotisme per se, waaronder zelfhypnose, kan in het Engels het best worden aangeduid met het woord Braidisme, omdat het voor het eerst werd onderzocht en bestudeerd door Braid, een Engelse arts.

Vanuit een ander standpunt is hypnose per se een toestand van slaap of verdoving van de zenuwen in het lichaam; de zenuwen en de zenuwknopen zijn tijdelijk praktisch dood. Die toestand ontstaat omdat de hogere triade van een normaal mens, die al het beste, mooiste en edelste in een mens omvat, uit het lagere viertal is verdreven; en u ziet dan wat er van een mens wordt als hij niet langer door de hogere triade wordt bezield. Een gehypnotiseerd mens is daarom een niet-bezield mens, en ik gebruik het woord ‘ziel’ in de gewone, gangbare betekenis van het woord. Het hogere deel van de mens is tijdelijk afwezig, verdreven uit het lagere en daarom ziet men dan van een mens slechts de functies van het lagere viertal of de lagere delen van de menselijke zevenvoudige constitutie.

Ik kom nu tot de vraag of het ethisch of onethisch is anderen te hypnotiseren – en ik gebruik hier het woord ‘hypnotisme’ in zijn populaire betekenis, waar ten onrechte de verschillende vormen van psychologische kracht, waarop ik de aandacht al heb gevestigd, toe worden gerekend. Laten we het eerst hebben over suggestie of autosuggestie. Suggestie wil zeggen in de geest van een ander of anderen een idee zaaien met de bedoeling het denken en het leven van die ander of die anderen door die gedachte te laten beheersen; en dit is zonder meer verkeerd, zelfs al is het motief goed, maar ‘verkeerd’ heeft natuurlijk vele gradaties. Sommige suggesties die worden ingeprent met een slechte of door en door zelfzuchtige bedoeling zijn verdorven en ronduit kwalijk. Andere suggesties ingeprent in de geest van een ander of anderen, met de bedoeling die ander of anderen te helpen, zijn slecht op grond van hun uitwerking, maar zijn voor een groot deel vrij van het stempel of stigma van morele verdorvenheid. Niemand heeft het recht, niemand is wijs genoeg in onze eeuw van materialistische idealen en ideeën om suggestie in de praktijk toe te passen met de opzettelijke bedoeling het denken of het leven van een ander te beheersen.

Suggestie is de poging, vaak succesvol, de eigen wil en het eigen denken de plaats te laten innemen van de wil en het denken van de zwakkere, de proefpersoon. Daarom is het verkeerd, en wat belangrijker is, het tast de structuur aan van de eigen morele kracht, vergiftigt de bron waaruit de innerlijke leiding voortkomt en verzwakt op die manier de beschermende kracht van zijn eigen wil. Autosuggestie, wat wil zeggen op zichzelf toegepaste suggestie, kan verkeerd zijn als het een aansporing betekent slecht te zijn of te handelen, gemeen, wreed te zijn, oneerlijk te zijn, enz.; met andere woorden, het pad van de linkerhand te volgen. Autosuggestie is echter altijd goed en zou voortdurend door ons moeten worden beoefend, als het slechts betekent dat we ons voortdurend, dag en nacht, een beeld voor ogen houden van geestelijke, morele en intellectuele kracht, zelfbeheersing en verbetering – dingen die mooi, eervol, heilig, zuiver, menslievend, vriendelijk zijn; kortom, alle grote en edele deugden. Die moeten we ons voor ogen houden als een weg om te volgen in ons denken en gedrag. Autosuggestie in deze zin is goed omdat het eenvoudig betekent het onderrichten van onszelf, het is een bepaalde soort zelfonderricht. We moeten onszelf suggereren het pad van moreel handelen te volgen; want dat wil zeggen dat we onszelf leren gewend te raken aan ethisch denken, om daarvan te houden en de ongecompliceerde grootsheid ervan te beseffen. Dit soort autosuggestie is, zoals gezegd, slechts een andere vorm van zelfonderricht.

Als suggestie op een ander wordt toegepast is ze juist en geoorloofd als de suggestie slechts betekent dat we de ander een beeld voorhouden van een gedragslijn of van iets dat moet worden gedaan, mits het door en door ethisch en verstandig is en dan tot hem zeggen, ‘Ik heb een idee. Wat denk jij daarvan?’ Dat is juist want het leert iemand iets; die suggestie bevat geen element van overheersing, noch van het ondergeschikt maken van de geest en de wil van de ander aan die van jezelf. Maar als de suggestie subtiel wordt en bedrieglijk, op slinkse wijze wordt overgebracht in de geest van de ander, en ongemerkt bij hem binnensluipt met als achterliggend motief van de uitvoerder voordeel te behalen, dan is dat inderdaad duivels werk, het werk van de duivel, diabolisch.

Telkens als een onderwijzer een kind wat leert, gebeurt dat feitelijk door suggestie, direct of indirect. Telkens als we een medemens een idee aan de hand doen, passen we op hem suggestie toe. Is de suggestie goed en gedaan uit een edel motief en met de bedoeling de ander te helpen en niet ter wille van uzelf maar uitsluitend ter wille van de ander, dan is, zelfs als uw visie op de situatie of het feit onjuist is, het motief tenminste goed; maar degene aan wie de suggestie wordt gedaan moet altijd, als hij meent dat deze goed is, met het accepteren ervan op zijn hoede en voorzichtig zijn en als hij merkt dat ze slecht is moet hij ze verfoeien en afwijzen. Op die manier wordt die verheven stem in ons die men het geweten noemt, gewekt, gestimuleerd en versterkt.

Denken theosofen dat het goed is, dat het ethisch is om mensen te hypnotiseren, en keuren ze het goed dat artsen hun patiënten onder hypnose brengen? Ik heb het, let wel, op het ogenblik over hypnotisme zoals zojuist toegelicht. Ik heb al uitgelegd wat suggestie is en wat het niet zou moeten zijn. Men kan in iemand een toestand van fysieke ongevoeligheid veroorzaken door het lichaam in trance te brengen en dat is hypnose; en het kan worden teweeggebracht op heel zwakke personen die al door een simpele suggestie onder de macht van de hypnotiseur komen. Ik heb mensen in hypnotische trance gezien; en in één geval was de persoon zo volstrekt ongevoelig voor pijn dat drie lange hoedenspelden, zoals vrouwen die vroeger gebruikten, in het bovenste deel van de arm werden gestoken; en ik zag hoe deze ongelukkige de arm omhooghield waarin deze spelden of pennen, die dwars door de spier gingen, waren gestoken. Ze had kennelijk niet meer gevoel van pijn dan een lapje stof zou tonen en er was ook geen druppel bloed te zien. Ik vond het weerzinwekkend. Er was in dit vertoon van hypnotische macht over een ongelukkige absoluut niets verheffends, niets goeds of aardigs, of iets dat aanmoediging verdiende. Ik zag alleen een armzalig mens die tot mikpunt van spotternij werd gemaakt voor de nieuwsgierige en morbide geesten die aanwezig waren.

Nu doet zich de vraag voor: is het nuttig om dit of soortgelijke dingen te doen? Ik betwijfel het heel, heel erg; en eigenlijk aarzel ik ook niet te zeggen dat ik het noch goed noch juist noch fatsoenlijk vind. Ik betwijfel of er op het ogenblik in de wereld artsen zijn die, wat dit onderwerp betreft, de wijsheid van de Ouden bezitten, die weten wanneer of het verstandig is iemand in een slaaptrance te brengen, zelfs zogenaamd uit het motief de pijn te voorkomen of te verlichten. Het motief kan goed zijn, maar de wijsheid ontbreekt. Zulke personen experimenteren met iets dat ze niet begrijpen. Ik zou veel liever zien dat de zieke onder invloed kwam van een pijnstillend middel, dat op voorzichtige en verstandige wijze werd toegediend door een moreel hoogstaande en humane arts; veel liever zelfs; en al is ook dat gevaarlijk, het heeft tenminste niet het morele gevaar dat in de lucht hangt bij het teweegbrengen van een hypnotische trancetoestand. Wie weet in welke verleidingen artsen eens komen die therapeutische hypnose of suggestie toepassen – verleidingen van allerlei aard, zelfs de verleiding om ‘ter wille van de wetenschap’ verdere experimenten te doen? Hetzelfde bezwaar kan worden aangevoerd tegen het experimenteren met geneesmiddelen; maar hier weten we tenminste allen dat het gebruik van geneesmiddelen gemakkelijker kan worden ontdekt en nagegaan dan welke vorm van trance of hypnotische of psychologische beïnvloeding ook; daarom zijn de belemmeringen voor kwalijke praktijken hier kennelijk veel groter, omdat de gevolgen van het gebruik van geneesmiddelen gemakkelijker zijn na te gaan en ze in geval van misbruik vaak acuut gevaar opleveren.

Maar dat is niet alles. In welke vorm de beïnvloeding van het denken van een ander ook plaatsvindt, hetzij door hypnose, suggestie, of psychische beïnvloeding, uiteindelijk hebben ze alle hetzelfde verkeerde gevolg, tenzij het motief door en door goed is en degene van wie de suggestie uitgaat, wanneer hij een beroep doet op de proefpersoon, dit doet met als enig motief te pogen de strijdbare verstandelijke vermogens en de individuele wil van de betreffende persoon op te wekken. Alle gevallen waarin wordt geprobeerd de geest en de wil, voor welk doel ook, wetenschappelijk of anderszins, ondergeschikt te maken of te knechten, moeten onder de algemene term satanisme worden gerangschikt, en daarom noem ik ze duivels, hels.

Een goed motief aanvoeren is een zwak excuus en is verre van voldoende. Een oud gezegde luidt ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens’, of goede motieven. Goede motieven die onverstandig worden toegepast zijn veel gevaarlijker dan slechte motieven die op slechte wijze worden toegepast; iedereen is namelijk min of meer op zijn hoede voor deze laatste, is er afkerig van en wijst ze af. Iemand met een goed motief misleidt zichzelf vaak grondig, waardoor dikwijls ook anderen worden misleid.

Keuren theosofen het gebruik van hypnose in de geneeskunde goed? Mijn eigen reactie is nadrukkelijk negatief. Ik zal proberen te illustreren wat ik bedoel als ik zeg met nee te zullen antwoorden. Ziekten, lijden of pijn, menselijke ellende, morele zwakte, morele verdorvenheid of schande gevolgd door lijden en pijn, van geestelijke of andere aard – ontstaan in oorsprong alle in het denken. Uiteindelijk kunnen ze alle worden teruggevoerd op verkeerd denken, slechte gedachten die mensen ertoe brengen slechte gevoelens te koesteren, naar slechte dingen te verlangen en deze ten uitvoer te brengen, waardoor het lichaam verzwakt en door ziektekiemen wordt geïnfecteerd, om de moderne omschrijving te gebruiken. Alle ziekten ontstaan op die wijze in het denken; maar het is volstrekt onjuist om te zeggen dat, als een ziekte eenmaal in het lichaam zit, ze niet in het lichaam zit maar alleen in het denken. Dit laatste is belachelijke onzin.

Het is goed en in ieder opzicht juist om te proberen ziekten te genezen. Het is goed en in ieder opzicht juist te proberen pijn en lijden te verzachten. Maar bedenk dat, als die verlichting van een tijdelijke pijn, die op zichzelf degene die lijdt een les leert, wordt bereikt ten koste van een verstoring van zijn ziel, dan wordt het wezenlijk verkeerd en wordt het grotere opgeofferd aan het kleinere. Het lijkt misschien een ‘duistere’ en een harde uitspraak te zeggen dat een van de psychologische elementen die het westerse leven nodig heeft een beter inzicht is in onze mentale houding tegenover lijden en pijn, die het oude en wijze oosten zo goed begrijpt, en waar zo’n inzicht goede resultaten oplevert. Voor wie dit begrijpt zijn die gunstige resultaten aanzienlijk. Dit betekent echter niet in het minst dat we ongevoelig of onverschillig moeten zijn voor het lijden van anderen. Juist andersom. De lessen die we leren door lijden en pijn en de verzachting en verrijking van het karakter die daaruit voortvloeien, leren ons een edele les van mededogen en medelijden tegenover anderen. Degene die veel heeft geleden is het minst geneigd te vervallen tot een verleidelijke en volstrekt bedrieglijke houding van zelfbeklag. In plaats daarvan krijgt hij medelijden met anderen. Het is een oud ideaal een ‘diamanten hart’ te bezitten – dat hard en onbuigzaam is als diamant tegenover de eigen zwakheden, wensen en verlangens en het eigen lijden; maar net als een diamant weerkaatst het elk aspect van het lijden of verdriet of de pijn van anderen in flitsen van licht.

Laat ik mijn betoog vervolgen. Neem een of ander probleem of een zwakheid die zowel lichamelijk als ethisch-mentaal is, bijvoorbeeld dronkenschap of drugsverslaving of een andere vorm van fysieke of mentale genotzucht, waarvan er ontelbare verschillende vormen bestaan. Westerse psychologen en artsen theoretiseren al jarenlang over de mogelijkheid om door ‘hypnose’ zoals ze het noemen, of suggestie, mensen die aan een of andere verslaving lijden, af te helpen van hun fysieke en mentaal-ethische probleem, welke bijzondere vorm van genotzucht het ook is die het karakter van de patiënt ondermijnt.

Nu stel ik de eenvoudige vraag: zelfs als zulke pogingen met het toepassen van hypnose of suggestie succes hebben, wat zijn dan de blijvende resultaten? Het is in de eerste plaats twijfelachtig of enig resultaat blijvend is; ten tweede, in hoeverre wordt de patiënt, zelfs als het resultaat blijvend is, echt geholpen zijn eigen wilskracht te herwinnen om tegen zijn zwakheid in te gaan en die te boven te komen? Op geen enkele manier. Het verzwakt hem en zijn eigen wil is dieper in slaap gedompeld dan tevoren. Zijn moreel besef is afgestompt, hij is een lafaard geworden en iemand die op anderen steunt. Hij is nu iemand die kunstmatig door invloeden van buiten is bewerkt en tijdelijk leeft op de gedachtekracht van de man die hypnose of suggestie toepast. Hij heeft niet geleerd zichzelf te beheersen; hij heeft niet geleerd zijn zwakheid of zijn gewoonten of impulsen te overwinnen; en in de volgende geboorte op aarde, misschien nog in ditzelfde leven, zal hij niet alleen dezelfde karakterzwakte vertonen en waarschijnlijk hetzelfde opnieuw gaan doen, maar er eerder in het leven mee beginnen dan het geval was in zijn tegenwoordige bestaan.

Wat het motief van de uitvoerder ook is geweest, goed, slecht of neutraal, de patiënt is opzettelijk beroofd van de helpende en opvoedende kracht van lijden en pijn – de natuurlijke leermeesters van de natuur voor hen die haar wetten geweld aandoen – die de man door dit lijden zouden hebben geleerd zijn slechte gedachten en gedragingen de rug toe te keren en zichzelf aan te pakken. Ieder woord hiervan is gemeend. Ik bedoel dat letterlijk. Het lijkt enigszins op het geval van een lieve moeder die zo verschrikkelijk bang is de gevoelens van haar kind te kwetsen dat ze het de verkeerde kant op laat gaan, omdat ze het niet kan verdragen het te zien huilen of te horen schreeuwen als het op de juiste wijze in bedwang wordt gehouden en misschien zelfs hardhandig, zij het liefdevol, wordt aangepakt.

Ik ben niet blind voor het feit dat het in al zulke gevallen duidelijk om echte problemen gaat die niet alleen van fysieke aard zijn, maar ook, in elk afzonderlijk geval, in hoge mate van psychische aard; een theosofische arts die voor problemen als deze kan komen te staan, zal in de wereld zeker geconfronteerd worden met moeilijkheden en tegenwerpingen; naast andere redenen krijgt hij de sterke stroom van de gewone menselijke opvattingen tegen zich. Mensen die soms uitzinnig zijn van dwaze angst, gekweld worden door echte of denkbeeldige pijn en angst, vragen – en vragen terecht – om verlichting ‘ten koste van alles’; en op dit punt staat de knappe, maar ethische arts voor een probleem – een probleem van ethische, zowel als lichamelijke en psychische aard. Wat moet hij doen? Het is zijn plicht de patiënt te helpen en de pijn te verlichten als dat menselijkerwijs en moreel juist is; en geen theosofische arts zou ooit doof kunnen blijven voor een kreet van pijn, want als hij dat doet, doet hij een van de eerste beginselen van theosofisch gedrag die voor arts en leek gelden, geweld aan, namelijk onze gemeenschappelijke plicht elkaar op elke juiste, passende en mogelijke wijze te helpen.

Stel dat de arts uit bezorgdheid en onder de druk van de omstandigheden bezwijkt en naar een middel zoekt om de patiënt tijdelijk verlichting te brengen door psychische beïnvloeding, suggestie of hypnose. Hij geeft daarmee de patiënt een mentale injectie, die van even wezenlijke aard is als het dodelijke middel toegediend door een arts die terugschrikt voor de pijn van de man die hij opereert en hem een bijna dodelijke hoeveelheid van een verdovend middel inspuit, tot de patiënt zo is versuft dat hij niet veel meer is dan een onbewuste massa op de operatietafel.

Ik heb het natuurlijk nu over een arts die echt in staat is psychisch te beïnvloeden of te hypnotiseren, zoals het nu wordt genoemd. Na een aantal van die injecties met het mentale middel, het psychische gif, loopt de patiënt rond als in een droom. Wie oppervlakkig kijkt, en mensen die niet analyseren, denken en zeggen dat de man nu helemaal is veranderd. Hij geeft niets meer om zijn alcoholische gif. Hij gebruikt zijn favoriete drugs niet langer. Hij schijnt zijn bepaalde vorm van genotzucht te hebben overwonnen en men zegt, ‘Kijk, hij is genezen’. Dat is geheel onjuist. De man is niet genezen, eenvoudig omdat wat men voor zich ziet niet langer een normaal mens is. Hij is iemand die in een abnormale of bedwelmde toestand verkeert of, vanuit een mentaal en ethisch standpunt, zich in een toestand van verdoving bevindt. Zijn tussen- of zielennatuur is beschadigd, d.w.z. functioneert niet meer normaal, omdat de ommekeer niet zijn oorsprong vond in zijn eigen wezen; hij is niet blijvend verbeterd; hij leeft in een kunstmatige en abnormale toestand en is eenvoudig ethisch afgestompt en psychisch verdoofd, zoals iemand kan zijn die onder invloed is van stoffelijke drugs. Het is wel mogelijk dat deze abnormale psychische toestand in de loop van de tijd slijt; of misschien overlijdt de arts die hypnose of suggestie heeft toegepast en dan is de toestand van de man erger dan in het begin. De oude duivel, d.w.z. de oude verleiding komt terug, maar nu vergezeld van zeven andere, erger dan de eerste; en wat de patiënt betreft, die komt in het volgende leven in een slechtere incarnatie terug omdat hij zwakker zal zijn dan toen hij stierf. De man is op geen enkele manier blijvend geholpen.

De juiste manier om deze gevallen, of soortgelijke gevallen te behandelen, is op een of andere wijze te proberen een verandering of een innerlijke, morele en mentale hervorming in de aard van de patiënt teweeg te brengen; en dat kan door de belangstelling van de patiënt te wekken, zijn zelfrespect te herstellen, door in hem de wens wakker te roepen zichzelf aan te pakken. Leer hem de waarheden over het heelal, over hemzelf, over het leven, over de manier om goed en edel te leven. Herstel zijn zelfrespect en zelfbeheersing; en als u hem de weg hebt gewezen om zo te leven, dan vindt hij zijn eigen innerlijke kracht en rekent hij af met de verleiding van drugs of sensuele aantrekkingen, of van het kwaad waardoor hij werd gekweld. Zo bouwt hij karakterkracht op die een waarborg vormt tegen het opnieuw ziek worden – of het nu een morele, mentale of lichamelijke ziekte is.

Het is natuurlijk duidelijk dat alle ziekten, als de kiemen daarvoor eenmaal zijn gelegd, moeten uitwerken; en de zieke kan in zulke gevallen worden geholpen zijn last zelfs met gelijkmoedigheid en groeiende hoop te dragen. Het is tegen alle natuurwetten dat men aan iets waarop de natuur haar corrigerende en barmhartige hand heeft gelegd kan ontsnappen. Oorzaken roepen feilloos gevolgen op en het is dwaas te denken dat er ‘wonderen’ kunnen gebeuren. Men kan niet ontkomen aan de wetten van de natuur en dit feit is voor een nadenkend mens een bron van ontzaglijke, immense troost en hoop; het betekent namelijk dat, al werken de natuurwetten zodat we moeten lijden en daardoor zelfbeheersing verkrijgen, de natuur ons ook helpt te groeien en groter te worden als we juist handelen en zij ons volledige compensatie geeft voor elke harmonieuze gedachte of gevoel of handeling die we hebben of verrichten.

Psychische beïnvloeding en suggestie en hypnose en alle andere soortgelijke pogingen zijn in feite mentaal-psychologische drugs; het zijn zelfs geen lapmiddelen, het zijn verdovende middelen. Het gebruik ervan verdooft en verzwakt voor enige tijd; maar niets wordt blijvend hersteld, niets wordt blijvend genezen. Morele ziekten, zoals dronkenschap, wreedheid, zinnelijkheid, drugsgebruik, wat het ook is – al die dingen waarvoor of waartegen men denkt mensen te hypnotiseren of te beïnvloeden – al deze dingen, herhaal ik, ontstaan en zullen altijd ontstaan uit zwakheden, begeerten, gedachten, gevoelens, waardoor mensen tot overeenkomstige daden worden aangezet.

Al klinken deze woorden op het eerste gehoor misschien hard, ik herhaal dat het voor mijn gevoel onethisch zou zijn voor een theosofische arts zijn toevlucht te nemen tot hypnotische of psychische beïnvloeding of suggestie in de betekenis die men er gewoonlijk aan geeft en vaak als gepast aanvaardt. Een arts moet zowel een arts zijn voor de ziel of het hart als voor het lichaam, d.w.z. hij moet zowel ethisch als fysiek te werk gaan en hoe beter een arts erin slaagt dat te doen, hoe groter en zinvoller zijn praktijk zal worden. Patiënten wenden zich instinctief tot een hoogstaande arts die hen helpt zowel wat betreft hun hoofd, hun hart als hun lichaam. De ethische hulp waarover ik spreek is ook geen kwestie van slechts irriterende preken. Zulke preken zouden fataal zijn voor het doel dat de arts zich stelt en zouden hem eenvoudig de naam geven van een overdreven en vervelende lastpost.

Bedenk tot slot dat hypnose wordt teweeggebracht door het hogere deel, het betere deel van de mens uit het lagere viertal van zijn constitutie te verdrijven, zodat de persoon daarna in een toestand verkeert die we een waakslaap kunnen noemen, d.w.z. in een trance; en hij is daarom wezenloos, tijdelijk niet bezield. Bovendien, als psychische beïnvloeding of suggestie gebeurt uit een slecht motief, betekent dat het leggen van actieve gedachtezaden in het denken van het slachtoffer zodat die zich als klitten vastzetten aan het psychische orgaan van degene die ze ontvangt. Het slachtoffer dat dus wordt beheerst door gedachten en ideeën die niet van hem zijn, is niet langer volledig zelfbewust, beheerst niet langer zijn eigen leven, groeit niet langer in karakterkracht en in het vermogen morele beslissingen te nemen; iedere keer dat de suggestie wordt herhaald, wordt hij meer en meer de slaaf van een wil buiten hem. Vandaar dat zo’n psychische beïnvloeding of suggestie tenslotte ook leidt tot het uitbannen van de ziel van het slachtoffer, of een betere term is misschien het ontwrichten van zijn ziel; het gevolg is dat ze niet langer normaal of krachtig functioneert. Ook dit is een geval waarin het slachtoffer, door de opzettelijke daad van de man die psychische beïnvloeding of suggestie toepast, ontzield raakt, tijdelijk op zijn minst ‘zielloos’ is en hij kan daarom, volgens alle regels van ethiek en rechtvaardigheid, niet langer worden geacht moreel of mentaal volledig verantwoordelijk te zijn voor wat hij denkt of doet. Hij is slechts een psychische machine in die zin dat hij wordt beheerst door een kracht buiten hem.

Ongetwijfeld zijn geen twee gevallen gelijk; elk geval moet worden beoordeeld naar de factoren die er een rol bij spelen. Maar in ieder geval zijn de menselijke bewustzijnsgebieden voor de westerse wereld praktisch een terra incognita – en daarom bewegen de westerse onderzoekers zich in een Kimmerische duisternis.

Ik heb slechts indirect een ander buitengewoon belangrijk onderwerp aangeroerd dat bij alle gevallen van hypnotische of suggestieve beheersing een rol speelt. Ik bedoel wat theosofen het karma van de zaak noemen. Het heelal is in al zijn onderdelen een organisch geheel en daarom worden al zijn delen onderling beheerst door en zijn ze gebonden aan de wetten die overal heersen. Met andere woorden, geen enkel deel kan voor zichzelf alleen handelen of de verantwoordelijkheid ontlopen voor wat het doet, vooral wanneer aan dat handelen keuze en wil ten grondslag liggen. De verstoorder van de harmonieën van de natuur, in feite ieder die op een of andere wijze handelt, wordt onmiddellijk verantwoordelijk en wordt door de automatische werkingen van de natuur zelf verantwoordelijk gesteld voor wat de verstoorder heeft gedaan, ja zelfs heeft gedacht of gevoeld. Daarom wordt degene die bij een ander de gedachte, het gevoel of de wil verandert of ontwricht, de facto onderworpen aan de wet die hij zelf, bewust of onbewust, oproept door zijn daad en zal hij vroeg of laat de reactiestroom daarvan voelen. Luister naar de woorden van de Wet die overal in het heelal heerst, die niemand terzijde kan stellen of ooit kan tegenhouden: ‘Met de maat waarmee gij meet zult u worden toegemeten’; en ‘Wat u zaait zult u oogsten’. Het motief beïnvloedt het gevolg in hoge mate, maar een motief is geen excuus en kan evenmin de feilloze en geduchte hand van de karmische rechtvaardigheid van de natuur tegenhouden.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 403-13

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag