Het Theosofisch Genootschap

Transplantatie – een brede verkenning

Eric Kersten

Transplantatie betekent simpelweg het verplaatsen van ‘levend’ weefsel naar een andere plaats van het lichaam of naar een ander lichaam. Bekende organen en weefsels zijn: nieren, lever, longen, hart, huid en bloedvaten, hoornvlies, botweefsel etc. Maar ook bloed, sperma, stam/eicellen kunnen in dit kader genoemd worden. In Zweden is in 2012 zelfs een baarmoedertransplantatie uitgevoerd. Het meest bekend is postmortale transplantatie, waarbij weefsels en organen gebruikt worden die na overlijden afgestaan zijn. Wanneer de donor een dier is spreekt men over xenotransplantatie.

Veel mensen hebben een uitgesproken mening over donatie en transplantatie, terwijl er ook personen zijn die hun hele leven worstelen met een standpunt over dit onderwerp, zonder de oorzaak achter deze twijfel precies te kunnen duiden. De Nederlandse overheid besteed nauwelijks aandacht aan deze onzekerheden. Haar strategie is voornamelijk gericht op het stimuleren van orgaandonatie, want er overlijden nog steeds patiënten door een tekort aan transplantatiemateriaal. De medische wetenschap lijkt zich uitsluitend bezig te houden met het herstel van het lichaam en verlenging van de levensduur, terwijl de opvattingen van de grote religies onderling sterk verschillen en soms zelfs geheel met elkaar in strijd zijn.

Regulering

In Nederland zijn regels over orgaandonatie vastgelegd in de Wet op de orgaandonatie (WOD). Uitgangspunt hier is het zgn. ‘toestemmingssysteem’ waarbij mensen zelf mogen beslissen over donatie van de eigen organen en weefsels (opt-in). Dit systeem suggereert een vorm van zelfbeschikking want in beginsel vindt donatie hier enkel plaats als een persoon daarvoor zelf toestemming heeft gegeven. Maar wanneer géén keuze is vastgelegd, biedt de huidige wetgeving aan de nabestaanden van de overledene een mogelijkheid om alsnog een beslissing te nemen! Nederland heeft daarom eigenlijk geen zuiver toestemmingssysteem maar eerder een ‘geen-bezwaar-tegen-delegatie-systeem’, want als géén besluit bekend is, wordt automatisch verondersteld dat men ermee instemt dat de nabestaanden die beslissing mogen nemen. In hoeverre het huidige systeem van de WOD hiermee voldoet aan de beginselen van het zgn. zelfbeschikkingsrecht is dan ook enigszins discutabel, aangezien toestemming voor het overdragen van deze beslissingsbevoegdheid zondermeer wordt verondersteld, wanneer er geen beslissing bekend is.

Om het aantal donoren toe te laten nemen, gaan regelmatig stemmen op om de Nederlandse wetgeving te veranderen in een meer dwingend systeem zoals in België, Oostenrijk en Spanje wordt toegepast. Deze landen kennen een zgn. ‘géén bezwaarsysteem’ (opt-out). Hierbij geldt als uitgangspunt dat na overlijden iedereen in principe donor is, tenzij hiertegen bezwaar wordt aangetekend. Indien om welke reden dan ook géén reactie bekend is, staat men automatisch als donor geregistreerd. In Nederland zijn politieke partijen als D66, PvdA, GroenLinks en de SP voorstander van een Actief Donorregistratiesysteem (ADR). Hierbij geldt een verplichting tot registratie en het maken van een keuze. Wanneer iemand geen keuze maakt, staat men automatisch geregistreerd als donor. Men gaat daarbij uit van een stilzwijgende toestemming aangezien iedereen duidelijk wordt geïnformeerd over de eventuele consequenties van zijn of haar keuze om zich wel of niet te registreren. Het géén bezwaarsysteem wordt in Nederland door verschillende groeperingen in twijfel getrokken, aangezien een menselijk lichaam na de dood naar hun idee nooit vanzelfsprekend aan een gemeenschap of de staat mag worden toegekend. Een individu mag en kan alleen zelf beslissen over zijn/haar eigen lichaam en de samenleving heeft hierover géén eigendomsrechten. Daarbij leeft ook de gedachte dat voorkomen moet worden dat we terechtkomen in een soort van recycling cultuur waarbij orgaandonatie vanzelfsprekend is en overledenen automatisch leveranciers worden van organen en weefsels.

Donatie- en transplantatieproces

Wanneer een patiënt ‘hersendood’ is verklaard wordt een transplantatiechirurg met zijn team opgeroepen. In de tussentijd blijft de overledene aan de beademingsmachine liggen. Dit is noodzakelijk omdat vitale organen constant zuurstof nodig hebben. Na de operatie worden de organen naar de ontvanger vervoerd per ambulance, per helikopter of zelfs per vliegtuig, want organen die eenmaal uitgenomen zijn, kunnen slechts geringe tijd buiten het lichaam worden bewaard. Met nieuwe bewaartechnieken zoals machinale preservatie, ook wel perfusie genaamd, kunnen donororganen in een betere conditie worden gehouden waardoor meer organen geschikt zijn en de slaagkans van een transplantatie toeneemt.

Na de ‘levensreddende’ operatie ziet het lichaam het transplantaat kennelijk als ‘vreemd’ en reageert het met de neiging deze weer af te stoten. Antistoffen worden dan ingezet om het natuurlijke afweersysteem te onderdrukken. Ontvangers zullen dan hun hele leven medicijnen moeten gebruiken om afstoting tegen te blijven gaan.

Ontwikkelingen

Steeds wordt naar nieuwe wegen gezocht om het donatie- en transplantatieproces te verbeteren. Stamcellen zijn daarbij heel interessant voor de transplantatiegeneeskunde, want daarvan kun je nieuwe weefsels maken. Zo is een ontwikkeling in stamcelonderzoek gaande die leidt tot het repareren en herstellen van organen en weefsels, waarbij het mogelijk is dat bijvoorbeeld losse leverstamcellen in het laboratorium kunnen uitgroeien tot leverweefsel en in staat zijn leverschade te herstellen. Deze meestal pluripotente cellen kunnen door nucleaire transfer genetisch identiek gemaakt worden aan de cellen van de patiënt. Sinds kort is het ook mogelijk om van afbreekbaar synthetisch materiaal natuurlijke ortheses te maken zoals bijvoorbeeld een hartklep. In het lichaam trekt dat materiaal cellen aan uit de bloedstroom, die door het materiaal worden aangezet tot het maken van nieuw weefsel. Tegelijkertijd breekt het synthetische materiaal langzaam af, waardoor een levende klep wordt overgehouden. Het is ook mogelijk om weefsel en organen te laten groeien in laboratoria, waardoor over een aantal jaren misschien nauwelijks nog donoren nodig zullen zijn en zullen fabrieken waar weefsels en organen uit stamcellen worden gekweekt misschien gaan voorzien in deze behoefte.

Opvattingen

De heersende opvattingen in onze overwegend materialistische maatschappij is dat een weefsel of orgaan slechts een onderdeel is van het lichaam, waarbij elk lichaam wordt gezien als een toevallige, door de ‘evolutie’ (transformisme) ontstane samengeklonterde ordening van cellen, moleculen, atomen etc., die op de een of andere wijze ‘leven’. Hoe het een en ander werkt weet men over het algemeen wel, maar wat de geheimzinnige kracht, energie of intelligentie van dat ‘leven’ is, kan nog steeds niemand verklaren. Materie wordt hier aangewezen als de oorzaak van alles. Ons bewustzijn komt gewoon voort uit de materie en wordt daarbij gezien als een resultaat van onze hersenen. We zijn eenvoudigweg ons brein. Haal het brein weg en er is geen bewustzijn meer.

Religie speelt vaak een grote rol bij het maken van persoonlijke keuzes. In sommige religies wordt orgaandonatie gezien als een goede en vrijwillige daad uit naastenliefde. Andere autoriteiten wijzen het verplaatsen van weefsels en organen echter nadrukkelijk af aangezien elk menselijk lichaam heilig is en niet geschonden mag worden, terwijl bepaalde stromingen weer menen dat de zorg voor het leven boven de eer van het dode lichaam gaat. Weer andere tradities stellen dat transplantatie nauwelijks enige zin heeft aangezien de ziel na het overlijden voortleeft om op enig moment weer herboren te worden in een nieuw lichaam. Een eenduidig religieus standpunt over transplantatie ontbreekt dus.

Bij een spiritueel wereldbeeld gaat men ervan uit dat alles in essentie onlosmakelijk met elkaar verbonden is, waarbij niet de materie maar het bewustzijn centraal staat. Het lichaam wordt daarbij gezien als een gevolg van het bewustzijn. Het menselijk lichaam is volgens deze opvattingen een ‘creatieve uiting’ van de individualiteit van de mens, welke wordt gevormd vanuit het zgn. morfogenetisch (‘vormscheppend’) bewustzijnsveld. Daarbij stelt men dat het bewustzijn in essentie grenzeloos is en zich periodiek manifesteert om ervaring op te doen en zich daarna weer terugtrekt in de meer spirituele gebieden om de opgedane ervaringen te verwerken. Bij een volgende incarnatie wordt het bewustzijn automatisch aangetrokken tot die omgeving waarmee het overeenstemt, waarbij het automatisch die eigenschappen en vorm (lichaam) aanneemt die passen bij het ‘unieke’ ontwikkelingsniveau. Ieder wezen kan in feite dus gezien worden als een manifestatie van het bewustzijn, wat het op enig moment ‘is’, wat ook meteen verklaart waarom we allemaal verschillend zijn.

De oude wijsheid traditie stelt dat het menselijk lichaam kan worden gezien als een universum in het klein (een menselijk lichaam bestaat uit zo’n honderdduizendmiljard = 100.000.000.000.000 cellen), met daarbij ontelbare wezens die nog niet beschikken over zelfbewustzijn, maar wel over een eigen bewustzijnskarakteristiek die gevormd is door het bewustzijn van verder geëvolueerde wezens. Deze bouwstenen vormen de atomen, moleculen, cellen en ook de weefsels en organen van een lichaam, die op zichzelf ook weer on-zelfbewuste samengestelde entiteiten zijn die slaafs reageren op de hogere ‘natuurwetten’ van het verder ontwikkelde bewustzijn, in dit geval van de mens. En net zoals wij dagelijks beïnvloed worden door onze omgeving, zo wordt ook de karakteristiek van het menselijke bewustzijn overgedragen op deze minder ver geëvolueerde entiteiten, aangezien deze on-zelfbewuste wezens een veel kleinere vrije wil hebben dan het bewustzijn van hun gastheer (of dame) ‘de mens’. Het vermogen van een wezen om haar vrije wil uit te drukken is namelijk overeenkomstig haar evolutionaire ontwikkeling. Alle levensatomen ontvangen dus voortdurend impulsen van het meer ontwikkelde en sterkere bewustzijn. Wanneer deze gedachten worden doorgetrokken vindt de aansturing van wat ‘leven’ wordt genoemd dus niet plaats door het lichaam, maar vanuit het bewustzijn ofwel ‘het geestelijk aspect’ van elk wezen. Vanuit dat wat men is en niet vanuit dat wat men heeft.

Net als ons lichaam vormen ook wij met elkaar een eenheid, waar liefde en harmonie ons met elkaar verbindt. Deze gedachte is gebaseerd op de structuur van de kosmos waarin alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is en met elkaar samenwerkt, zoals duidelijk om ons heen is waar te nemen. We zijn dus allemaal geworteld in dezelfde kosmische essentie. Alles wat bestaat is in feite opgebouwd uit dezelfde elementen. Dat houdt in dat we in alle aspecten, onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn. De praktische consequentie hiervan is dat als we besluiten te leven voor het welzijn van anderen, we automatisch medewerkers van de natuur worden en dus ook van onszelf, want in ieder van ons ligt de hele natuur besloten.

Karma

Wanneer ergens een harmonie wordt verstoord, zorgt de universele wet van oorzaak en gevolg ervoor dat het evenwicht wordt hersteld. Transplantatie kan daar weinig aan veranderen. Door die medische ingreep wordt namelijk de achterliggende oorzaak van de ziekte niet automatisch weggenomen en zal de reactie zich beslist op een of ander moment weer opnieuw gaan manifesteren. Men wordt eenvoudigweg aangetrokken, als het ware gedreven naar die situatie die onontkoombaar is, of men wil of niet. Op deze manier beschouwd biedt transplantatie geen oplossing maar slechts uitstel. We zouden ons misschien eens kunnen afvragen of de duurzaamheid van het leven is gelegen in het fysieke aspect, of in de geestelijke kern.

De werking van karma is dus niet zozeer gericht op ‘levensduur’ maar op de belevingsinteresse vanuit de geest, waarbij haar gerichtheid bepalend is voor de karmische uitwerking. Het gaat hier met name om de wijze waarop men geestelijk in staat is het hele gebeuren te verwerken, er van te leren en zich daardoor meer van zichzelf bewust te worden.

Twijfelaars laten zich nog wel eens overhalen met moderne kreten als ‘maatschappelijke solidariteit’ en ‘de vrijblijvendheid voorbij’, of worden door hun omgeving alsnog over de streep getrokken met het begrip naastenliefde. Maar in hoeverre wordt er daadwerkelijk geholpen? Door een transplantatie wordt misschien wel de mogelijkheid om karmisch schoon schip te maken ontnomen. Vanuit een spiritueel denkkader vindt de oorsprong van een ziekte namelijk plaats in het bewustzijn, die elke vorm van onevenwichtigheid doorgeeft aan het lichaam, dat op enig moment op deze disharmonie zal reageren. Mensen met een ziek orgaan hebben wellicht in dit, of in een vorig leven, daarvoor zelf de oorzaak geschapen.

Ziekte kan in een bepaald perspectief dan ook gezien worden als een nieuwe kans, of het begin van een herstelproces, want het verstoorde evenwicht hervindt zijn balans weer. Een pijnlijke lichamelijke situatie dwingt veel mensen juist om de gedachten te veranderen. Natuurlijk gaat ziekte vaak gepaard met leed. Maar vanuit een ander, breder perspectief beschouwd, kan ze ook weldadig zijn.

Uitgaande van de hypothese dat alles tot stand is gekomen uit een keten van oorzaken en gevolgen, kan het menselijk lichaam gezien worden als het resultaat van de som van alle voorgaande ervaringen. En net als in het liedje ‘De Steen’ van Bram Vermeulen, zal door het verplaatsen van lichaamsdelen de toekomst van zowel donor als patiënt voor altijd veranderen. Zo wordt elke ontvanger van een orgaan op een of andere wijze verbonden met ‘zijn’ donateur en aangezien donatie over het algemeen anoniem plaatsvindt, wordt buiten het zicht om een band gecreëerd. Wat precies het effect van een transplantatie op de persoonlijkheid van de ontvanger is, is niet algemeen te beantwoorden, maar een orgaan als het hart bijvoorbeeld is meer dan een simpele spier of bloedpomp. Het hart drukt ook onze emoties uit zoals angst, opwinding en liefde voor anderen. De ontvanger zal dus op enig moment automatisch bepaalde karakteristieken van de gever in zich dragen, wat wordt bevestigd door talrijke ervaringen uit de praktijk. We moeten daarbij echter niet vergeten dat onze cellen met honderden miljoenen per dag worden vernieuwd en ook weer worden afgestoten en de ‘gast’ cellen op enig moment weer zullen zijn vervangen door de ‘eigen’ cellen.

Tot slot

Over de onderwerpen donatie en transplantatie bestaan in onze samenleving sterk uiteenlopende opvattingen, waarbij het zelfs voorkomt dat personen die principieel tegen doneren zijn wel getransplanteerd willen worden. Maar vergeten we hier eigenlijk niet iets belangrijks? Moeten we niet gewoon helpen wanneer het kan? Als hulp wordt onthouden die wordt verlangt, wordt er hulp geweigerd omdat bepaalde ‘eigen’ overtuigingen die ondersteuning kennelijk in de weg staat. Maar is dit niet een zeer bekrompen gedachte? Niet omdat we geen eigen mening mogen hebben, maar omdat enkel kiezen voor de eigen gedachten dan automatisch betekent: blind zijn voor de ander.

Er blijven nog onvoorstelbaar veel vragen onbeantwoord. Misschien moeten we maar gewoon vertrouwen op ons eigen gezonde verstand, gevoel en intuïtie; de natuur doet dan de rest. Laten we proberen te leven naar het geloof en de kennis die we in ons dragen, maar nooit pretenderen dat dat de enige kosmische waarheid is. Op die manier alleen kunnen we ons bewust worden van de zuivere waarde van het leven en een beetje verder kijken dan ons eigen vormwereldje.

Wij en niemand anders hebben onze eigen zaden zelf gezaaid. Naarmate deze gedachte meer gemeengoed wordt in de maatschappij, zullen ook religie en wetenschap zich meer in deze richting gaan ontwikkelen, waardoor nieuwe generaties op den duur vanuit deze visie zullen gaan denken en werken. Het zal beslist nog wel even duren voordat het donatie- en transplantatieproces voor iedereen helemaal vervolmaakt is. Tegen die tijd weten we misschien het antwoord op de vraag in hoeverre het uitstellen van de dood een juiste manier van leven is.

Andere artikelen over geneeskunde


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), december 2014, nr. 69.

© 2014 Theosophical University Press Agency